Laatst in Tilburg, bij de Idylle aan de Puccinistraat – de idylle die we in 2012 als eerste geopend hebben – zag ik één vlindertje, een icarusblauwtje. Een fel blauw mannetje, stilzittend op een knalgeel bloemetje van de rolklaver, de waardplant van deze soort. Zelfs op grote afstand viel hij me op – zo hemelsblauw, niet te missen! Een paar dagen later was ik op de Sint Pietersberg in Zuid-Limburg en dacht weer zo’n prachtig blauw vlindertje te zien. Maar nee: niet alles wat hemelsblauw is, is een icarusblauwtje. Mijn oog werd deze keer getroffen door een eveneens helblauw bloempje van de ereprijs….
Naast het algemeen voorkomende boomblauwtje en icarusblauwtje zijn er ook hele zeldzame blauwtjes. En die zijn extra interessant, omdat ze zo’n bijzondere levenswijze hebben. Dat geldt vooral voor de mierenblauwtjes. Hun levenswijze is zo complex dat we bij De Vlinderstichting een pimpernelblauwtjesspecialist en een gentiaanblauwtjesspecialist hebben. Zij weten inmiddels bijna alles over deze soorten: over de vlinders zelf, de waardplanten van de rupsen en over de waardmieren die de rups vertroetelen in hun nest. En zelfs over de eisen die de mieren stellen aan hun omgeving en hun voedsel! Het icarusblauwtje is heel wat minder specialistisch, daardoor kan hij op veel meer plekken voorkomen en kunnen u en ik hem gewoon zien in een mooie bloemrijke berm.
Blauwtjes zijn vaak lastig uit elkaar te houden. Het zijn veel soorten, ze zijn klein en beweeglijk en ze zijn allemaal een beetje blauw of bruinachtig. Gelukkig is het eigenlijk bijna altijd heel simpel: alleen het icarusblauwtje en het boomblauwtje zijn zo algemeen dat je ze ‘gewoon’ in stad, dorp of buitengebied tegenkomt. En die twee zijn bijna altijd goed uit elkaar te houden: het boomblauwtje dwarrelt als een bloemblaadje op een paar meter hoogte langs bomen en struiken en het icarusblauwtje vliegt dicht bij de grond, meestal bij veel (rol)klaver, van bloem tot bloem. Ik herken ze in elk geval tegenwoordig vooral op die manier.
Als ik aan het icarusblauwtje denk, denk ik vooral aan een bloemrijk graslandje in een – toen – nieuwe wijk in Veenendaal. Gewoon, omdat dat de eerste keer was dat ik (bewust) veel icarusblauwtjes bij elkaar zag. Dat komt omdat we eind jaren ’90 mee deden aan een project om het abstracte begrip biodiversiteit enigszins bevattelijk te maken voor ‘gewone mensen’. Onder de noemer ‘Biodiversiteit vanuit je achtertuin’ keken we samen met bewoners in Veenendaal naar de stadsnatuur-soorten dicht bij huis. Onder leiding van collega Kars gingen we op excursie in het openbaar groen. En daarvan is bij mij dus vooral het icarusblauwtje blijven hangen