De knelpunten voor het duurzaam voortbestaan van het gentiaanblauwtje zijn nauw verbonden met de complexe levenscyclus van de soort. In de tabel hieronder zijn de verbanden schematisch weergegeven.
vergrassing bosopslag | verdroging/verzuring | grootschalig intensief beheer | snelle vernatting | versnippering | |
Waardplant | |||||
verjonging | *** | *** | * | ** | *** |
dichtheid volwassen planten | ** | ** | *** | *** | |
Waardmieren | |||||
dichtheid mierennesten | *? | *** | *** | *? | |
Gentiaanblauwtje | |||||
ontwikkeling rups op waardplant | ** | ** | |||
ontwikkeling rups in waardmierennest | ** | ** | |||
oppervlakte leefgebied | *** | *** | *** | *** | |
uitwisseling tussen populaties | *** |
Zowel verdroging als vernatting bedreigen het gentiaanblauwtje. In een optimale situatie (a; linksboven) staan klokjesgentianen langs een groot deel van de vochtgradiënt met nesten van de waardmieren in pollen pijpenstrootje. In natte jaren (a; linksonder) overstromen de laagten, maar kan het gentiaanblauwtje zich handhaven aan de randen. Bij verdroging raken de gentianen teruggedrongen tot de laagten (b; rechtsboven) en vermindert de oppervlakte leefgebied. In natte jaren of bij snelle vernatting (b; rechtsonder) verdrinken de gentianen en rupsen in laaggelegen nesten van de waardmieren, waardoor het gentiaanblauwtje verdwijnt. Tekening: J.G.B. Oostermeijer.
Allereerst zijn er twee belangrijke knelpunten die hun oorsprong vinden in verstoorde milieuomstandigheden: enerzijds vergrassing en bosopslag, vooral ten gevolge van vermesting (en ten dele door nalatigheid in het beheer), anderzijds verdroging in combinatie met verzuring. Deze knelpunten leiden via een sluipend proces tot verkleining van het leefgebied, vooral door achteruitgang van de populaties waardplanten.
Knelpunten drie en vier hebben betrekking op een verkeerde uitvoering van het beheer: grootschalig en/of intensief beheer enerzijds en plotselinge vernatting in het kader van biotoopherstel anderzijds. Beide hebben negatieve gevolgen voor zowel de waardplanten als de waardmieren, waardoor het leefgebied binnen korte tijd ongeschikt kan worden.
De vijfde factor, versnippering, vermindert de uitwisseling van de vlinders tussen populaties. Daaronder moet ook de teloorgang van de samenhang in het landschap worden verstaan. Het verlies aan ecologische gradiënten maakt het gentiaanblauwtje extra kwetsbaar voor veranderingen in de omgeving.