De meeste vlinders leven van nectar, een stroperig vocht dat ze uit bloemen halen. In nectar zitten suiker en kleine hoeveelheden eiwitten en vitamines. Vooral de vrouwtjes hebben dit nodig om eitjes aan te maken.
Bekijk nectarplanten voor vlinders
Behalve nectar uit bloemen eten sommige vlinders nog ander voedsel. Atalanta's en dagpauwogen bijvoorbeeld zijn dol op rottend fruit. In het najaar zijn ze vaak te vinden in boomgaarden, waar rottend fruit op de grond ligt. Ook zijn deze vlinders gemakkelijk te lokken met wat rotte appels, druiven of pruimen in de tuin. Er zijn ook vlinders die vocht opzuigen uit mest of dode dieren, zoals de grote weerschijnvlinder.
Veel rupsen zijn erg kieskeurig. De meeste vlinders leggen hun eitjes dan ook op planten die later door de rups gegeten zullen worden: de waardplant van de vlinder. Meestal zijn dit wilde plantensoorten, maar ook sommige gecultiveerde planten worden als waardplant gebruikt. Iedere soort heeft zo zijn eigen voorkeur.
Zo eten de rupsen van de kleine vos, dagpauwoog, landkaartje en atalanta vooral brandnetel. Andere rupsen eten alleen planten uit één familie, zoals de rupsen van de kleine vuurvlinder, die verschillende soorten zuring eten. Ook zijn er rupsen die niet erg kieskeurig zijn: de rupsen van het bruin zandoogje eten bijvoorbeeld vrijwel alle soorten grassen. De rupsen van het groot en klein koolwitje leven van koolplanten. Het boomblauwtje heeft weer een andere smaak: de rupsen houden van klimop, heide en hulst.
Bekijk waardplanten voor rupsen
Vlinders kunnen pas vliegen als hun lichaamstemperatuur tenminste 20°C is, maar 30°C is beter. Op een zonnige warme dag is dat geen probleem: door met de vleugels wijd uitgespreid te gaan zitten, vangt de vlinder zoveel mogelijk zonnewarmte op. Vooral op beschutte plekjes kan het warm worden. Daarom zijn vlinders vaak te vinden in de luwte van struiken, heggen, houtwallen en bosranden. Op die manier doen ze energie op om verder te kunnen vliegen. Ook als het waait of regent zoeken vlinders beschutte plekken op, om daar te wachten tot het weer beter wordt.
Als het in september en oktober weer kouder wordt, gaan de vlinders in winterrust. Sommige soorten doen dat als vlinder, andere als pop, rups of eitje. In de tuin moeten dus ook plekken zijn waar de vlinders zich kunnen verschuilen. Dit doen ze bijvoorbeeld tussen snoeihout of dode, droge plantenresten.
Vlinders hebben er dus belang bij als dode planten in de winter gewoon in de tuin blijven staan. En hetzelfde geldt voor dode bladeren. Ook andere dieren, zoals vogels en egels, verstoppen zich vaak in dergelijke hoekjes van de tuin. In een kale, schoongeharkte tuin kan geen vlinder overwinteren. Dus uw tuin winterklaar maken? Doe dat niet te rigoureus, maar laat ook geschikte overwinteringsplekken over voor de vlinders!