In Nederland leven meer dan 2400 soorten vlinders. Een groot deel daarvan zijn macro-nachtvlinders (ongeveer 865 soorten) of micro-nachtvlinders (heel kleine vlindertjes, ruim 1480 soorten). Er leven nu nog 53 soorten dagvlinders in ons land.
Het verschil tussen dag- en nachtvlinders lijkt heel simpel: dagvlinders vliegen overdag en nachtvlinders 's nachts. Maar dat is niet helemaal waar, want er zijn ook nachtvlinders die overdag vliegen: de dagactieve nachtvlinders.
Dagactieve nachtvlinders kunnen op dezelfde manier worden gezocht als dagvlinders, namelijk door rustig te wandelen en bloemen af te zoeken naar foeragerende vlinders en voorzichtig aan de vegetatie te schudden om rustende vlinders op te jagen. Sommige bloemen zijn uitermate aanlokkelijk voor nachtvlinders, zoals die van kamperfoelie, (sier)tabak, teunisbloem, rode spoorbloem, koninginnenkruid, kruiskruid, vlinderstruik, klimop en struikhei; ook door wilgenkatjes worden veel soorten aangetrokken. De kans om overdag nachtvlinders te vinden is het grootst op warme en windstille dagen. Voor sommige soorten is zonneschijn noodzakelijk, andere soorten zijn actief rond zonsopkomst of vlak voor de schemering.
Veel soorten rusten op een boomstam, een paaltje of een muur. Het loont de moeite om zulke plaatsen af te zoeken, vooral ’s morgens vroeg, voordat de vlinders door de warmte of het directe zonlicht op zoek gaan naar een andere plek. Een andere eenvoudige manier om nachtvlinders te zoeken is het overdag inspecteren van plaatsen waar de hele nacht licht gebrand heeft, zoals trappenhuizen van flats, verlichte etalageruiten, straatlantaarns, telefooncellen, overkappingen van stations en toiletgebouwen op campings.
Op het moment dat het begint te schemeren, worden veel nachtvlinders actief. Struwelen langs rustige wandelpaden zijn op dat moment van de dag geschikte plaatsen om nachtvlinders te zoeken. Hoe soortenrijker de vegetatie, des te meer soorten vlinders er te verwachten zijn. Open bossen en bosranden zijn vaak de meest soortenrijke plaatsen, maar ook bloemrijke graslanden zijn geschikt. In moerassen en heiden zijn de meer specifieke soorten te vinden, die men niet zomaar overal aantreft.
In het donker kan men gewapend met een zaklantaarn op zoek gaan naar nachtvlinders. Door af te gaan op de geur van bloeiende bloemen, zijn vaak veel soorten te vinden die deze bloemen gebruiken om nectar te drinken. Ook op bloedende bomen, rottend fruit, vochtige grond, dode beesten en uitwerpselen zijn vlinders geregeld foeragerend aan te treffen. In het donker zitten ook veel soorten rupsen onbeschut op de waardplant te foerageren; ze zijn dan immers veilig voor vogels. Door enkele rupsen samen met de waardplant waarop ze foerageren mee naar huis te nemen en op te kweken, kan vrij gemakkelijk worden vastgesteld om welke soort het gaat.
Nachtvlinders volgen hun neus, en kunnen dus gelokt worden met allerlei geurende substanties. Dat wordt veelal gedaan met stroop. Maar ook rot fruit of wijntouwen zijn goed om nachtvlinders mee te lokken.
Het is ook mogelijk om zelf een voor vlinders aantrekkelijk smeersel te maken. Al eeuwenlang maken nachtvlinderaars allerlei mengsels op basis van (suiker)stroop. Ze smeren met een kwast een veeg van dit mengsel op een boomstam of paaltje in de hoop dat er nachtvlinders op af komen. Deze activiteit staat bekend onder de naam ’stropen’ of ’smeren’.
Er zijn vele tientallen strooprecepten in omloop. Bijna iedere nachtvlinderaar heeft zijn eigen favoriete recept. De belangrijkste ingrediënten zijn altijd (fruit)suiker, gist en alcohol. De alcohol verspreidt de geur van gist en de zoetigheid beter. Bovendien worden nachtvlinders een beetje suf van de alcohol, waardoor ze goed te bekijken zijn. De stroop geeft het mengsel stevigheid.
Voor een goed resultaat zijn ingrediënten nodig die de vlinders al vanaf grote afstand kunnen ruiken, een scheutje rum bijvoorbeeld. Een veel gebruikte toevoeging is een paar druppels amyl-acetaat; teveel kan voor de vlinders afstotend werken. Bier zorgt evenals rum voor een lichte gisting en de alcohol kan de vlinder een beetje verdoven zodat hij beter te bekijken is. Ook chutney of overrijpe bananen (gisting) worden soms aan het mengsel toegevoegd; het zorgt voor een stevige substantie en een voor vlinders aantrekkelijke geur.
Welk recept het beste is? Hierover verschillen de meningen. Experimenteren is de beste manier om erachter te komen.
Maak 2 dagen voor de bewuste avond het gewenste recept klaar.
Vanaf een uur voor zonsondergang kan het mengsel (met behulp van een oude afwaskwast) op bomen en muren worden aangebracht. Breng de stroop op ooghoogte aan meerdere zijden van een boom aan. Kies ruwe oppervlakken die bij voorkeur niet door licht beschenen worden.
Wanneer het donker geworden is kunt u de bomen controleren met behulp van een zaklamp. U kunt het controleren desgewenst enkele malen herhalen.
Meng de ingrediënten zo door elkaar dat er een goed smeerbaar, plakkerig mengsel ontstaat. Laat het mengsel enkele dagen staan om (na)gisting te bevorderen.
De meeste soorten vlinders verschijnen vrij snel nadat de ’smeer’ is aangebracht. ‘Smeren’ werkt het beste in het vroege voorjaar (februari - april) en vanaf de nazomer tot in de herfst (augustus – november). Sommige soorten vlinders komen vrijwel uitsluitend op smeer af en niet of nauwelijks op licht.
Veel nachtvlinders worden in sterke mate aangetrokken door allerlei zoete substanties, zoals sap van bloedende bomen en rottend (gistend) fruit.
Maak zelf een fruitschaal voor vlinders
Artikel Rot fruit: geweldig voor nachtvlinders (Vlinders, februari 2010)
Het werken met wijntouwen is een techniek waarbij een stuk touw van ongeveer een meter lang doordrenkt wordt met een oplossing van rode wijn en witte suiker; het touw wordt daarna in de schemering in een boom of struik gehangen. In plaats van touwen worden soms ook lapjes stof gebruikt die in smeer gedrenkt zijn en al dan niet aan een draad worden opgehangen. Net als het ’smeren’ is dit een effectieve manier om nachtvlinders te lokken.
Door op een donkere plaats een lamp neer te zetten, worden meestal veel soorten nachtvlinders aangetrokken. De vlinders komen op het licht af, blijven vaak even wild heen en weer vliegen (sommige vlinders hebben de vervelende gewoonte om naar binnen te vliegen in mouwen, broeken of bij hoge uitzondering zelfs in het oor van nachtvlinderaars die dicht bij de lamp staan) en gaan dan in de buurt van de lichtbron zitten. Op een warme zwoele avond kunnen op deze manier honderden vlinders worden gelokt. Om de vlinders goed te kunnen bekijken wordt meestal een wit laken op de grond gelegd of wordt een laken verticaal tegen een stellage gespannen. Tegen deze witte achtergrond gaan de vlinders rustig zitten en zijn ze goed te zien.
Het werken met licht is een eenvoudige manier om nachtvlinders te lokken en te inventariseren. Deze methode is ontleend aan de eigenschap van nachtvlinders om op allerlei lichtbronnen af te vliegen en door het felle licht gedesoriënteerd raken. Waarom ze op licht afkomen is nog steeds niet bekend.
Veel wordt ook gewerkt met lichtvallen, waarbij een lamp is geplaatst boven een soort trechtervormige bak, die losjes gevuld is met bijvoorbeeld lege eierdozen. De vlinders die op het licht afkomen vallen in de bak, zoeken een plekje in een van de eierdozen en kunnen de volgende ochtend rustig bekeken worden door het deksel van de val te openen, al zullen schuwe soorten zoals spanners en enkele soorten microvlinders wel wegvluchten. Zonder de vlinders te hoeven beschadigen of doden kunnen deze daarna weer losgelaten worden.
Elektrische lampen met ultraviolette straling zijn het meest effectief om vlinders te lokken. LED-emmers het meest makkelijk om te vangen. Voor advies en aanschaf van lichtvallen, lampen en andere benodigdheden (zoals bijvoorbeeld het eerdergenoemde amyl-acetaat) kunt u terecht bij een entomologiespeciaalzaak.
Het lokken van mannetjes met paringsbereide vrouwtjes begint met het opkweken van een aantal vrouwtjes en te zorgen dat deze onbevrucht blijven. Dit kan door alle poppen afzonderlijk in verschillende bakken te houden en de sekse van de vlinder te bepalen wanneer deze uitkomt. Er zijn ook methoden om de sekse al in het popstadium te bepalen. Bij veel soorten zijn de poppen waaruit een vrouwtje tevoorschijn komt groter en dikker dan de poppen waaruit een mannetje tevoorschijn komt. Over het algemeen bevinden zich aan de onderzijde van een mannelijke pop vier onopvallende achterlijfsegmenten naast de aanzet voor de vleugelpunt; op het vierde achterlijfsegment bevinden zich bovendien een paar kleine bobbeltjes. Bij een vrouwelijke pop zijn slechts drie onopvallende segmenten zichtbaar. Om dit goed te kunnen zien is het gebruik van een loep noodzakelijk. Bij deze techniek is het aan te bevelen om soorten op te kweken onder zo natuurlijk mogelijke omstandigheden. Ook is het belangrijk de rupsen en de poppen niet te warm te houden, omdat ze anders te vroeg uit zullen komen, niet synchroon met de vliegperiode van de mannetjes van de betreffende soort in het wild.
Wanneer de onbevruchte vrouwtjes uitkomen, worden één of meerdere exemplaren in een net, kooi of val geplaatst; dit moet bij voorkeur gebeuren op de dag dat het vrouwtje uitkomt of hooguit één of twee dagen daarna. Op een bepaald moment zal het vrouwtje overdag of ’s nachts, dit is afhankelijk van de soort, een hangende positie aannemen. Ze zal daarbij de vleugels iets uit elkaar spreiden om het uiteinde van het achterlijf te tonen (dit wordt ‘lokken’ genoemd). Een kleine glinsterende witte of geelachtige geurklier wordt naar buiten geperst uit het uiteinde van achterlijf. Uit deze geurklier verdampt een bepaalde geur, die feromoon of sekslokstof genoemd wordt, in de lucht en wordt door de wind verspreid. Met behulp van hun antennen zijn de mannetjes in staat deze sekslokstof te detecteren. De mannetjes van sommige soorten hebben sterk geveerde antennen en daarmee een groter bereik om feromonen te detecteren. Enkele moleculen van deze geurstof zijn vaak al voldoende om bij het mannetje een nerveus gedrag van herkenning te veroorzaken en vrijwel onmiddellijk zullen ze op de geur afvliegen. Bij sommige soorten, zoals onder andere de wespvlinders, de hageheld en de nachtpauwoog, vindt dit verschijnsel overdag plaats. Deze soorten worden soms waargenomen in een wilde zigzaggende vlucht van honderden meters tegen de wind in, op zoek naar het paringsbereide vrouwtje.
Van sommige soorten nachtvlinders, met name van de plaagsoorten die (economische) schade kunnen veroorzaken, is de chemische samenstelling van de sekslokstof geanalyseerd en worden deze feromonen in een laboratorium nagemaakt. Meestal bestaan deze feromonen uit een mengsel van meerdere chemische stoffen. In bevroren toestand zijn deze feromonen jarenlang te bewaren. Voor een aantal soorten nachtvlinders zijn feromoonpreparaten in de handel. Om nachtvlinders te lokken met zulke chemische feromonen, kan het beste een val gebruikt worden, net als bij het vangen met licht. Dit geldt ook voor het lokken van mannetjes met een paringsbereid vrouwtje van soorten die niet overdag maar ’s nachts sekslokstoffen uitscheiden. De feromoonval kan namelijk net als een lichtval de hele nacht buiten blijven staan zonder erop te hoeven letten.
Over het vangen van vlinders bestaan veel misverstanden. Soorten die wettelijk beschermd zijn onder de Habitatrichtlijn en/of de Wet natuurbescherming mogen niet worden gevangen. Het is echter hoogst onwaarschijnlijk dat bij het wegvangen van enkele nachtvlinders, vooral als het om mannetjes gaat, de populatie van een soort wordt geschaad. Alleen in het hoogst uitzonderlijke geval dat veel mensen tegelijkertijd in een kleine geïsoleerde populatie vlinders zouden wegvangen, zou de betreffende populatie hiervan negatieve gevolgen kunnen ondervinden. Normaal gesproken zijn populaties groot genoeg om sterke natuurlijke verliezen als gevolg van slecht weer, het steeds drukker wordende verkeer, parasieten en vijanden te compenseren.
Het doorgeven van waarnemingen is belangrijk voor de bescherming van nachtvlinders en het belang van de betrouwbaarheid kan niet genoeg worden onderstreept. Daarom is het documenteren van bijzondere waarnemingen sterk aan te bevelen. Alleen op deze manier kunnen goede verspreidingskaartjes worden gemaakt en trends worden berekend. Voor veel soorten volstaat een serie van goede foto’s genomen uit diverse hoeken, waardoor de betreffende waarneming door anderen kan worden geverifieerd. Voor sommige soorten is het echter nodig een exemplaar te verzamelen om de vermoedelijke determinatie te bevestigen via genitaliënonderzoek; voor dergelijke soorten is een foto meestal onvoldoende.
Sommige waarnemers hebben ethische bezwaren tegen het vangen van nachtvlinders. Deze bezwaren zijn begrijpelijk als onnodig grote aantallen vlinders of alleen fraaie en goed herkenbare exemplaren worden weggevangen als verzamelobject voor een individuele collectie. Maar deze groep van waarnemers die bezwaren heeft tegen het vangen van vlinders, zal zich dan ook moeten realiseren dat de moeilijk te determineren soorten nachtvlinders door hen niet met zekerheid op naam te brengen zijn. Ook kan het aanleggen van een collectie vlinders bij het leren determineren behulpzaam zijn, maar omdat een groot aantal vlindercollecties voor iedereen toegankelijk is en er veel goede boeken en internetsites zijn waarin de variatie van opgeprikte exemplaren wordt getoond, is de noodzaak voor het aanleggen van een eigen collectie tegenwoordig minder groot dan vroeger. Daarom wordt een zekere terughoudendheid bij het vangen en doden van vlinders gewaardeerd, een houding die past bij de tegenwoordige natuurbeleving van veel liefhebbers.