Zeg je Moerputten, dan zeg je pimpernelblauwtje. Het gebied bestaat uit laagveen, moerassen, open wateren, wilgenbossen, hooilanden en blauwgraslanden. Door een verstoorde waterhuishouding en slecht beheer in de twintigste eeuw waren er veel planten- en diersoorten verdwenen, waaronder ook de pimpernelblauwtjes. Na jaren van maatregelen is het gebied eind jaren ’80 weer in ere hersteld en kon De Vlinderstichting in 1990 het pimpernelblauwtje herintroduceren vanuit Polen. Nu vliegen er meer dan 1500 individuen van deze soort rond!
Het pimpernelblauwtje is zeer zeldzaam en kwetsbaar. Ze legt haar eitjes enkel op grote pimpernel. De rups eet de eerste dagen van zijn leven van de bloemknop van de grote pimpernel. Daarna kruipt hij naar de grond in de hoop te worden gevonden door een moerassteekmier. Hier begint namelijk het parasitaire gedeelte van het rupsenleven. De rups, die precies dezelfde geur heeft als een mierenlarve, wordt door de mier aangezien als soortgenoot en meegenomen naar het nest. De mieren hebben niet door dat het geen mierenlarve is. Ondertussen doet de rups zich tegoed aan de echte mierenlarven. De rups verpopt zich in het mierennest en maanden later klimt het volwassen pimpernelblauwtje uit het nest.
De afhankelijkheid van grote pimpernel en de moerassteekmier zorgt ervoor dat het pimpernelblauwtje zeer gebonden is aan zijn leefgebied. De pimpernelblauwtjes vliegen tussen eind juni en half augustus waarbij ze goed te zien zijn vanaf de wandelpaden.