Nieuwsbericht

Massaal veldparelmoervlinder op Bemelerberg

vrijdag 28 mei 2010

Op de Bemelerberg en in de directe omgeving daarvan vliegen honderden veldparelmoervlinders. Deze zeldzame vlindersoort was vrijwel verdwenen uit Nederland, maar is de afgelopen jaren weer aanwezig in dit natuurgebied van Het Limburgs Landschap, dit voorjaar in groot aantal.

Veldparelmoervlinders zijn bijna alleen actief bij zonneschijn en vliegen vooral op plaatsen met veel nectarrijke kruiden, veelal composieten zoals knoopkruid, margriet, muizenoortje en biggenkruid. De waardplant van de veldparelmoervlinder, waarop de rupsen zijn gespecialiseerd, is smalle weegbree. Na de paring zoekt het vrouwtje als afzetplaats voor de eitjes planten die groeien in een open en korte vegetatie, op de warmste plekjes nabij kaal zand of juist in de luwte van hogere planten. De rupsen leven in groepen van tientallen exemplaren in spinselnesten op de waardplant. Op warme zomerdagen kunnen ze zonnend op de plant worden gezien. In 2008 zijn, in het kader van een veldproef om de overleving van rupsen te onderzoeken, een aantal rupsennesten op de Bemelerberg uitgezet. Het jaar daarop vlogen er al enige tientallen vlinders, maar de afgelopen week kwamen er meldingen van 250 en 300 vlinders.

Ook uit Vlaanderen komen berichten van erg hoge aantallen veldparelmoervlinders en het lijkt dus een goed jaar voor de soort. De situatie op de Bemelerberg is blijkbaar zeer geschikt voor de veldparelmoervlinder. Als er veel vlinders in een vrij klein gebied vliegen wordt de zwerfneiging groter. Dat kan betekenen dat ook andere geschikte plekken in de buurt van Bemelen, kunnen worden gekoloniseerd. De veldparelmoervlinder leeft in kruidenrijke, droge en schrale graslanden met een open, korte, vrij rommelige mozaïekstructuur. Lage vegetaties met een hoge dichtheid aan smalle weegbree worden afgewisseld met hogere overstaande vegetaties waarin de rupsen kunnen overwinteren en zich verpoppen. Daarnaast is er wat kale grond aanwezig en groeien er vaak op korte afstand bloemrijke ruigten met geschikte nectarplanten. Meestal is er enige beschutting in de vorm van verspreid staande struiken, struweel of een bosrand. Dit soort plekken is er nog voldoende te vinden en tot halverwege juni kan de vlinder nog worden gezien.