Eind mei-half augustus in één generatie. De vlinders vliegen vooral ´s nachts en komen op licht. Ze vliegen soms ook overdag bij zonnig weer, hoog in de kruinen van eiken.
Rups: eind juli-april. De rups overwintert meestal in een cocon aan de onderkant van een blad, waarmee hij in de herfst op de grond valt. Soms laat de rups zich op de grond vallen en maakt dan een cocon tussen afgevallen bladeren.
Festoon
Grosser Schneckenspinner
la Tortue
grote slakrups, slakrupsvlinder
Cochlidium limacodes, Cochlidion limacodes, Heterogenea limacodes, Apoda avellana, Cochlidium avellana, Cochlidion avellana, Limacodes testudo
De familie Limacodidae wordt in Nederland aangeduid met de familie van de slakrupsen. De rupsen van deze familie hebben geen poten maar schuiven als een slak over de plant.
De soortnaam slakrups is al heel lang in gebruik: de naam wordt al genoemd in 'Onze vlinders' van Ter Haar.
Apoda: a is zonder en pous of podos is voet hetgeen vanzelfsprekend betrekking heeft op de vorm van de rups.
limacodes: leimax is tuin; limax duidt slakken aan en eidos is vorm. Dit geeft de vorm van de rups en de manier van voortbewegen aan.
(Hufnagel, 1766)
Voorvleugellengte: ♂ 10-12 mm, ♀ 11-13 mm. De gebogen dwarslijnen, die vanaf de voorrand van de oranjebruine voorvleugel sterk uiteenlopen, vormen een goed determinatiekenmerk. Bij sommige exemplaren, met name bij het mannetje, is het veld tussen deze twee lijnen extra donker met uitzondering van één of twee lichte vlekken in de binnenrandhoek en het midden van het veld. Het vrouwtje is bleker dan het mannetje. Wanneer de vlinder volledig in rust is, vouwt hij zijn voorvleugels in een flauwe hoek omhoog, maar dan zo dat de toppen plat op de ondergrond liggen. Het mannetje houdt in rust zijn achterlijf omhoog gebogen.
Tot 15 mm; sterk afgeplat en glad; lichaam groen met onduidelijke witachtige vlekjes en twee verhoogde, longitudinale gele lijnen waarnaast rijen heldere roze wratjes; de randen van het lichaam zijn soms getooid met een gele lijn, vooral boven de kop die sterk in het lichaam is ingetrokken en meestal niet zichtbaar is.
Algemeen. Komt in bosachtige gebieden op de zandgronden in het binnenland voor; ook in de duinen.
Vrij algemeen in het hele land.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Van het noorden van het Iberisch schiereiland via Italië, Griekenland en de hele Balkan tot Klein-Azië. Naar het noorden via West- en Midden-Europa (inclusief Zuidoost-Engeland) tot Zuid-Scandinavië en via de Baltische staten tot aan de Oeral. Naar het zuiden tot aan de Zwarte Zee. Komt niet in Amerika voor.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Loofbossen, struwelen met volgroeide eiken, bosachtige heiden, duinen en tuinen.
Blijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
kleine slakrups
Heterogenea asella
slakrups
Apoda limacodes