Begin maart-half mei in één generatie. Verse vlinders worden overdag soms onder aan boomstammen gevonden. Mannetjes komen goed op licht, soms meerdere exemplaren tegelijk; vrouwtjes doen dat slechts heel af en toe.
Rups: mei-juli. De soort overwintert als pop in de grond.
Oak Beauty
Pappel-Dickleibspanner
la Phalène précoce , le Biston marbré , la Marbrée
eikenspanner
Nyssia strataria, Biston stratarius, Amphidasis prodromaria
Vroege spanner is een al lang bestaande naam die al gebruikt wordt door Ter Haar in 'Onze vlinders' (begin vorige eeuw).
De vliegtijd van deze soort is eind april al nagenoeg voorbij.
Biston: Biston is een zoon van Mars en de stamvader van de Bistonen, een stam die met Bacchus in verband stond.
strataria: stratum is iets wat uitgespreid is, een tapijt, naar de verschijningsvorm van de voorvleugel. De Engelse naam 'carpet' wordt veel gebruikt in deze familie.
(Hufnagel, 1767)
Voorvleugellengte: 17-27 mm. Het mannetje en het vrouwtje lijken sterk op elkaar, maar het vrouwtje is vaak iets witter van kleur en het mannetje heeft geveerde antennen. De twee brede bruine banden dwars over de voorvleugel in het zoomveld en het wortelveld zijn kenmerkend; deze variëren in breedte en zijn met zwart afgezet. De grondkleur varieert van wit tot groengrijs. Het bandenpatroon is altijd aanwezig, maar is bij donkere vlinders minder opvallend.
Tot 55 mm; lichaam varieert in kleur van grijsachtig bruin tot purperachtig bruin met op de rug twee roodachtig bruine bulten en drie kleinere bulten op de onderzijde; soms een rij donkere, ruitvormige vlekken over het midden van de rug; kop roodachtig bruin, sterk ingesneden.
Donkere vlinders lijken soms enigszins op de peper-en-zoutvlinder (B. betularia); deze vliegt echter later in het jaar en heeft geen bruine dwarsbanden
Peper-en-zoutvlinder (Biston betularia).
N.B.: let bij deze twee soorten ook vooral op de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen.
Vrij algemeen. Komt veel voor op de zandgronden en in de duinen. Elders lokaal voorkomend, verspreid of zeldzaam. RL: kwetsbaar.
Vrij algemeen in het hele land.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Noord-Afrika (ssp. meridionalis Oberthür, 1913) via het Iberisch Schiereiland in heel Europa. Ook in het Oessoeri-gebied als ssp. laetus (Moltrecht, 1927); in het zuiden het hele Middellandse Zeegebied, de Balkanlanden, de Zwarte Zee, Klein-Azië en de Kaukasus en in het noorden tot Zuid-Scandinavië.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Diverse loofbomen, met een voorkeur voor eik.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting