Bij een vijver is altijd wat te zien. Kevers en kikkervisjes zwemmen in het water rond, schaatsenrijders glijden over het oppervlak en libellen halen de vreemdste capriolen uit bij het afzetten van hun eitjes. En hiervoor hoeft de vijver echt niet groot te zijn.
De meeste dieren, zoals kikkers, libellen, kevers en wantsen, komen vanzelf op een vijver af. Om het microscopisch kleine leven in de vijver op gang te brengen, kunt u het beste ‘enten’ door een emmer water en waterplanten uit een schone sloot of andere vijver te halen en deze in de vijver te legen. De rest van de vijver vult u gewoon met kraanwater of regenwater van de dakgoot.
Let wel op met het uitzetten van vissen in een vijver. Als u veel insecten, kikkers en salamanders in de vijver wilt hebben, kunt u beter geen grote vissen uitzetten. Grote vissen eten kikker-, salamander- en libellenlarven op. En als muggenbestrijders zijn de grotere soorten niet echt geschikt. Libellenlarven en waterkevers doen dat beter. Een vijver met een goed biologisch evenwicht zal slechts weinig steekmuggen opleveren. Een paar goudkleurige vissen geven al wel wat extra beweging, maar reigers zijn dol op zo’n zwemmende neonreclame. Sommige vissen, waaronder de ‘echte goudvissen’ maar ook goudkarpers en koikarpers, zijn ongeschikt voor een vijver omdat ze in de bodem woelen. Teveel vis of het bijvoeren van vissen geeft te voedselrijk water, waardoor algengroei optreedt en de vijver troebel wordt.