woensdag 25 november 2020
De kleine wintervlinder is een zeer algemene nachtvlinder die, zoals de naam al aangeeft, in de winter actief is. Nu is het moment om de vlinder te vinden en als je een beetje geluk hebt kun je er tientallen tot honderden te zien krijgen. Zoek, vanaf ongeveer 18.00 uur op de stammen van bomen. Dat kunnen eiken zijn, maar ook veel andere soorten worden gebruikt. Ook in de stad komt de soort voor.
Op dinsdag 24 november, aan het einde van de middag, stapte ik bij Ouwehands Dierenpark uit de bus, niet om de dierentuin te bezoeken, maar om even op zoek te gaan naar nachtvlinders in het bos op de Grebbeberg. Ik smeerde stroop op ongeveer 40 bomen om die tegen de tijd dat het donker werd te controleren op nachtvlinders die op de zoetigheid afkomen en er met hun lange roltong heerlijk van eten. Al tijdens het smeren zag ik overal nachtvlindertjes fladderen, kleine wintervlinders. En dat werden er heel veel meer deze avond. Op de stroop vond ik zo’n 30 vlinders, vooral roodkopwinteruilen en bosbesuilen, maar ook zwartvlekwinteruilen en een oude bruine herfstuil. Maar tijdens de controle bleken alle boomstammen, ook de niet gesmeerde, vol te zitten met die kleine wintervlinders. Ik kwam tijd te kort, maar probeerde er toch zoveel mogelijk te onderzoeken en kwam uiteindelijk op meer dan 5000 kleine wintervlinders en dat maar op een heel klein stukje van de Grebbeberg. Op bijna elke boom zaten er 20 tot 50 met uitschieters naar meer dan 160!
Ik kwam tijd te kort, maar probeerde er toch zoveel mogelijk te onderzoeken en kwam uiteindelijk op meer dan 5000 kleine wintervlinders op een heel klein stukje van de Grebbeberg.
Overal waar maar bomen of struiken in de buurt zijn kunnen kleine wintervlinders gezien worden. Op de hogere zandgronden, in het binnenland en in de duinen zijn ze echt heel talrijk, maar ook op de klei- en veengebieden kun je ze vinden. Mannetjes van de wintervlinders hebben, zoals we gewend zijn bij vlinders, vleugels, maar de vrouwtjes niet. Deze kunnen dus ook niet vliegen, maar kruipen tegen boomstammen omhoog in de hoop door een mannetje te worden ontdekt. Tijdens de paring worden de vrouwtjes soms door de mannetjes meegedragen in de vlucht. Na de paring zet het vrouwtje haar eitjes af. Zij doet dit vooral in spleten van de bast en op takjes, maar soms ook op allerlei onnatuurlijke ondergronden als muren en schuttingen. In het voorjaar komen daar de rupsjes uit. De rupsen kunnen na uitkomen makkelijk een week zonder eten en laten zich verspreiden door de wind. Vervolgens beginnen ze te eten aan het jonge uitlopende blad. De rupsen zijn belangrijk voedsel voor veel vogels, vooral mezen, die dan volop jongen hebben.