Nieuwsbericht

Derde generatie landkaartje

donderdag 10 september 2009

Het landkaartje vloog tot een jaar of tien geleden in twee generaties per jaar in het voorjaar en in de zomer. De laatste jaren zien we steeds vaker eind augustus-begin september een flinke extra generatie. Zo ook nu, in 2009.

Landkaartjes komen in het hele land voor, overal waar bomen en struiken zijn. Ze zijn pas na 1940 in Nederland verschenen en hebben zich sindsdien langzaam maar zeker over het hele land verspreid. Ook in tuinen die een wat bosachtige omgeving hebben kunnen landkaartjes worden gezien. De naam heeft de vlinder te danken aan zijn onderzijde, een fraai gekleurd patroon van vlekken en lijnen die wel aan een plattegrond doen denken. De poppen van het landkaartje overwinteren in de ruigte en in de struiken van bosrandjes. In het voorjaar komen de vlinders eruit gekropen, mooi oranje gekleurd. Die kleur wordt bepaald door het weinige licht en de lage temperaturen waaraan de pop in de winter is blootgesteld.

Na de paring worden, in mei, de eitjes afgezet op de onderkant van brandnetelbladeren. De jonge rupsen zijn eind mei en juni actief en verpoppen eind juni. In juli vliegt dan de tweede generatie, die zwart-wit gekleurd is. Deze poppen hebben namelijk de langste dag meegemaakt en dus veel licht gehad en ook de temperaturen zijn vele graden hoger dan in de winter. Vroeger gingen de nakomelingen van deze tweede generatie weer als pop de winter in om vervolgens als oranje voorjaarsvorm weer tevoorschijn te komen. De laatste tien jaar echter zien we dat er eind augustus-begin september een derde generatie landkaartjes rondvliegt. Door de wat hogere temperaturen gaat de ontwikkeling sneller en kunnen ze, als het weer een beetje meezit, nog een extra cyclus volbrengen. Op dit moment vliegt die extra derde generatie. Als er niet al te vroeg forse nachtvorst komt zullen ze zich prima kunnen ontwikkelen en als pop weer overwinteren.