dinsdag 3 januari 2023
We hebben in Nederland, dankzij duizenden waarnemers, een grote hoeveelheid gegevens over libellen. Hierdoor weten we welke libellensoorten vooruitgaan en welke afnemen. Normaal gesproken berekenen we de trend vanaf begin jaren negentig, maar de veranderingen in de periode daarvoor blijven daarmee buiten beeld. We hebben nu de huidige trends in een historisch perspectief geplaatst.
De libellen van stromend water hebben het de vorige eeuw zwaar gehad; een aantal soorten zijn toen zelfs uit Nederland verdwenen, zoals rivierrombout en gaffellibel of bijna verdwenen, zoals bosbeekjuffer. Veel van deze soorten zijn nu weer algemener, maar wat we niet goed weten is of ze weer op het oude niveau zijn gekomen of nog lang niet. We zien ook dat er de laatste decennia soorten uit het zuiden bijkomen. Doen deze warmteminnende soorten het al lang beter of is dat een recente ontwikkeling? De trend sinds de jaren negentig is te kort om dat te kunnen beantwoorden, dus ook daarvoor willen we verder terug kunnen kijken.
Doordat we in Nederland ook veel oude gegevens over libellen hebben is het ook mogelijk om verder terug te kijken. De resultaten van onze analyse van oude waarnemingen zijn net gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Biological Conservation. Uiteraard is het aantal waarnemers en waarnemingen enorm toegenomen en daarmee moesten we rekening houden.
De verandering in verspreiding over alle libellen en de soorten van laagveen/moeras, vennen/hoogvenen en stromend water ten opzichte van de eerste periode. Een multispecies indicator geeft de gemiddelde ontwikkeling van een groep soorten, in dit geval soorten uit hetzelfde leefgebied (Bron: De Vlinderstichting & CBS)
Er zijn verschillende statistische methoden om voor de toegenomen waarnemingsinspanning te corrigeren. In deze analyse maakten we gebruik van List Length analyse. Omdat er met name voor 1990 relatief weinig data zijn hebben we de waarnemingen ook samengenomen in perioden: 1850-1950, 1951-1975, 1976-1990, 1991-2000, 2001-2010 en 2011-2018. Daarnaast hebben we niet alleen de trends van afzonderlijke soorten bepaald, maar ook de trends van groep van libellensoorten als geheel. Door naar groepen van vergelijkbare soorten te kijken krijg je meer inzicht in de onderliggende patronen.
We zien een aantal opvallende patronen als we de verschillende soorten per biotoop samennemen. De soorten van stromend water zijn in de vorige eeuw sterk afgenomen in verspreiding, maar hebben zich vanaf 1990 hersteld en zijn nu, als groep, zelfs wijder verspreid dan in de periode 1850-1950. Dit komt zeer waarschijnlijk doordat in de vorige eeuw beken en rivieren sterk vervuild waren en de waterkwaliteit ervan door regelgeving en rioolwaterzuivering sterk verbeterde . Daarnaast zal beekherstel ook een belangrijke bijdrage geleverd hebben. In stilstaande wateren, zoals vennen en (laagveen-)moerassen, zien we de afname in de vorige eeuw minder maar hier was ook een kleine dip. Het herstel in de libellen van vennen en hoogveen blijft ook achter en we zien hier zelfs recent weer een verdere afname.
We zien ook een recente toename van warmteminnende soorten. Tot 1990 namen soorten die van lage of hoge temperatuur houden in dezelfde mate af. Sinds 1990 zien we echter een gering herstel van de warmtemijdende soorten maar een heel sterke toename van de warmteminnende soorten. Klimaatverandering is hierbij ongetwijfeld de belangrijkste drijvende kracht bij de opmars van de warmteminners. Vanaf ongeveer 1975 begon de opwarming van Nederland te versnellen; al vrij snel daarna zien we dat terug in de verspreiding van de Nederlandse libellen.
Door verder terug in de tijd te kijken kunnen we de huidige ontwikkeling van de Nederlandse libellen in een beter perspectief plaatsen. De soorten van stromend water hebben zich over het algemeen hersteld van de slechte periode in de vorige eeuw, al zijn er nog soorten die weinig of niet hersteld zijn; zo is de mercuurwaterjuffer nog helemaal niet teruggekeerd. De invloed van klimaatverandering is overduidelijk, en de sterke toename van de warmteminnende soorten zal niemand die in libellen geïnteresseerd is ontgaan zijn maar nu blijkt dat dit pas vrij recent begonnen is.
De verandering in verspreiding van soorten die van lage temperaturen (lage STI) of juist hoge temperaturen (hoge STI) houden ten opzichte van de eerste periode. Een multispecies indicator geeft de gemiddelde ontwikkeling van een groep soorten, in dit geval soorten met een vergelijkbare temperatuurvoorkeur (Bron: De Vlinderstichting & CBS)
Deze methode kan, als er voldoende historische data beschikbaar is, ook toegepast worden bij andere plant- of diergroepen om zo een beter inzicht te krijgen in de historische situatie en daarmee een betere inschatting van het resultaat van herstelmaatregelen. Daarnaast geeft het, door verschillende groepen van soorten te vergelijken, ook een inzicht in welke factoren de afgelopen periode een rol hebben gespeeld bij de veranderingen.
Tekst en grafieken: Roy van Grunsven, De Vlinderstichting & Arco van Strien, CBS
Foto’s: Kars Veling
2023 ArcoVanStrien Bosbeekjuffer CBS Gaffellibel klimaatverandering Libellen MeetnetLibellen Natuurbericht Rivierrombout RoyVanGrunsven trend