dinsdag 23 mei 2023
Het voorjaar is de tijd voor de juffertjes. In mei en juni zijn deze veel te vinden. Een daarvan is de grote roodoogjuffer die, zoals de naam al verklapt, te herkennen is aan de dieprode ogen. Onmiskenbaar in het voorjaar, maar in de loop van de zomer wordt het lastiger, want dan verschijnt de kleine roodoogjuffer, ook zwart met een blauw lantaarntje en rode ogen.
Ik was net begonnen met libellen kijken en mocht een keer op pad met een ‘echte’ libellenkenner, Vincent Kalkman. Ik nam hem mee naar een plas waar ik dat voorjaar heel veel grote roodoogjuffers had gezien. Na een paar minuten met de verrekijker de waterplanten te hebben afgezocht zei hij met een glimlach: “Ik zie geen grote roodoogjuffers hoor, maar alleen maar kleine”. Niet met rode ogen, maar wel met het schaamrood op mijn kaken moest ik hem gelijk geven. Had ik me toch vergist! Maar gelukkig stelde hij me gerust door uit te leggen dat de grote roodoogjuffer vooral in het voorjaar aanwezig is en dat de kleine roodoogjuffer juist een zomerlibel is. En in mei had ik daar dus vast grote gezien, maar nu in juli waren het kleine. Beide soorten kunnen op dezelfde wateren worden gezien en in de voorzomer vliegen ze ook beide tegelijk en moet je zorgvuldig kijken. Gelukkig zijn er wel kenmerken om ze uit elkaar te houden.
Het belangrijkste kenmerk is de hoeveelheid blauw op de achterste segmenten van het achterlijf. Bij de grote roodoogjuffer zijn de achterste twee blauw, bij de kleine is ook de hele onderkant van het derde segment van achteren blauw. Je denkt dat zo’n klein kenmerk op zo’n kleine juffer die ergens op meters afstand op het water zit niet is te zien, maar dat valt reuze mee. Doordat je de juffer van opzij ziet kun je, zeker met een verrekijker, dat blauw op de achterste segmenten prima onderscheiden. Want beide roodoogjuffers vind je niet veel in de oevervegetatie, maar ze zitten vaak op waterplanten, soms meters uit de kant. Hierbij is er nog een belangrijk verschil, wat al aanwijzingen geeft over met welke je te maken hebt. De grote roodoogjuffer, die je dus nu kunt zien, zit vaak op de bladen van drijvende waterplanten als gele plomp en waterlelie. De kleine zit meer op ondergedoken waterplanten als gedoornd hoornblad of op flab, die groene matten met drijvende draadalgen.