donderdag 25 mei 2023
De zwarte heidelibel is onze kleinste echte libel en de uitgekleurde mannetjes zijn met hun zwarte kleur niet met andere libellen te verwarren. Lange tijd was er weinig aandacht voor deze soort, want hij was wijdverspreid en heel talrijk op de zandgronden. Inmiddels is dat wel anders en lijkt deze heidelibel van de heide te verdwijnen. In laagveengebieden is juist een toename.
Hoewel het hele geslacht ‘heidelibel’ heet, was de zwarte de enige die echt op de heide thuishoorde. In de jaren 90 was in de nazomer de zwarte heidelibel meestal de talrijkste libel bij vennen. Het is zelfs een van ‘de zure vier’, het viertal libellensoorten dat heel talrijk kan zijn bij verzuurde vennen: gewone pantserjuffer, watersnuffel, viervlek en zwarte heidelibel. Daar werd zelfs een beetje op neergekeken: als die er veel zitten is het geen goed teken. De zwarte heidelibel is een heel stuk zeldzamer geworden in de afgelopen dertig jaar. In eerste instantie leek het er vooral op dat hij minder dominant werd bij de vennen, een gevolg van de afnemende verzuring en dus eigenlijk een goed teken. Maar daar bleef het niet bij: de zwarte heidelibel bleef in aantal afnemen. Zo is hij in de Peel, waar in de jaren negentig grote aantallen vlogen, een zeldzaamheid geworden. Zeker in Zuid-Nederland zijn de aantallen waarnemingen sterk teruggelopen, maar ook in het oosten en noorden gaat het niet goed. Al zijn er natuurlijk gebieden waar het minder dramatisch is, zoals het Fochteloër- en Bargerveen en er zijn ook vennen waar ze nog wel in redelijke aantallen zitten, zoals het Leersumse veld. In de ons omringende landen zien we hetzelfde patroon: ook daar neemt de zwarte heidelibel sterk in aantal af.
Terwijl de zwarte heidelibel van de zandgronden verdwijnt, zien we het omgekeerde in het laagveen. Hij kwam hier nooit voor, maar tegenwoordig zien we hier juist de hoogste aantallen. In het Woldlakebos in Overijssel kun je nu grote aantallen zwarte heidelibellen vinden. Waarschijnlijk zijn er twee dingen die los van elkaar tegelijk gebeuren, waardoor de hoge zandgronden minder geschikt worden, maar de laagvenen geschikter voor de zwarte heidelibel. Zwarte heidelibellen leven in ondiep, voedselarm, zuur water; dit was in vennen en randen van hoogvenen altijd volop te vinden. Dit lijkt nu echter ongeschikt te worden, mogelijk doordat deze plekken in de zomer opdrogen of doordat ze te warm worden voor deze noordelijke soort. Wat hier precies speelt is nog onduidelijk en daar wordt op dit moment onderzoek naar gedaan. In het laagveen ontbraken dit soort plekken altijd, want daar was een sterkere invloed van gebufferd water, het was er niet zuur genoeg. De hydrologie van de laagveengebieden is echter veranderd: er is op veel plekken geen grondwaterinvloed meer. In de percelen wat verder van de sloten kunnen regenwaterlenzen ontstaan boven op het gebufferde water. Hier is het zuur genoeg voor veenmos en door de groei daarvan kunnen dit soort plekken verder verzuren. Zo kan er ondiep zuur water ontstaan voor de zwarte heidelibel. In de laagveengebieden is de waterstand gereguleerd en de problemen met verdroging zijn er dus een stuk kleiner dan in de vennen. De enige heidelibel die echt typisch was voor de heide is dus ook de heide aan het verlaten. Mogelijk is het laagveen ook op de lange termijn een geschikt nieuw leefgebied, zeker als daar een ontwikkeling richting hoogveen toegestaan wordt.
Het meetnet libellen is een onderdeel van het Landelijk Meetprogramma Libellen dat wordt uitgevoerd in opdracht van het ministerie van LNV en onderdeel is van het Netwerk Ecologische Monitoring (NEM).
Verdere achteruitgang vlinders
27-mrt-2024
Vlinderjaar 2023: weer minder vlinders
9-jan-2024
Weerschijn in de winter
22-dec-2023