vrijdag 20 december 2013
Na een lange koude lente begon in de loop van juni eindelijk de zomer, en op 4 juli werd het eerste pimpernelblauwtje van dat jaar welkom geheten. Op 7 juli, zo’n drie weken later dan normaal werd de eerste gezien in de route van het Landelijk Meetnet Dagvlinders. Eindelijk!
Gelukkig liepen de aantallen getelde vlinders snel verder op. Na het topjaar in 2010 was de enige grote populatie van deze vlinder in Nederland in 2011 flink in aantal afgenomen en had zich in 2012 maar matig hersteld. Kennelijk hadden de mierennesten een flinke klap gehad als gevolg van de vele rupsen die in 2010 in de nesten moesten worden groot gebracht.
De kleine rupsen leven daar van de mierenlarven. Iedere rups heeft ongeveer 250 mierenlarven nodig om tot vlinder door te kunnen ontwikkelen. De nesten van de moerassteekmier zijn doorgaans klein en hebben maar enkele honderden werksters en larven. Als zo’n nest een ongenode gast binnen krijgt, kan dat grote schade tot gevolg hebben. Dat merken ook de rupsen: velen zullen het door gebrek aan voedsel niet halen en tijdens de lange winter onder de grond verhongeren. In het volgende jaar zijn er dan weinig vlinders, die weinig rupsen produceren, die dan echter wel een grotere overlevingskans hebben. Zo kan de populatie van de vlinder weer herstellen. Vanaf 2010 waren twee jaren nodig om de aantallen van het blauwtje weer goed te laten toenemen. In de afgelopen zomer begon de vliegtijd van de pimpernelblauwtjes laat, maar was toch niet korter dan normaal. Op 3 september telde Henk Vennix de laatste twee blauwtjes, 58 dagen na de allereerste.
Figuur 1 laat zien hoeveel pimpernelblauwtjes er per jaar hebben gevlogen. Het waren er veel, het gaat goed. Maar het is ook duidelijk dat sinds de aantallen vlinders hoog zijn, de verschillen tussen de jaren ook groot zijn geworden. Dat is geen goed teken. In goede jaren zijn er te veel vlinders op de hooilanden in de Moerputten. Ze zouden nieuwe leefgebieden moeten kunnen koloniseren, zodat de overleving voor de achterblijvers vergroot wordt en er meer populaties ontstaan. Dat gebeurt nu niet omdat er te weinig geschikt leefgebied in de omgeving aanwezig is. Het LIFE+ project “Blues in the Marshes” probeert dit probleem op te lossen. Er wordt 170 ha landbouwgrond afgegraven, waarna er vochtige hooilanden worden ontwikkeld. In die nieuwe hooilanden komen meer plekken voor de blauwtjes, zodat ze in de toekomst beter beschermd zijn.
Schitterende Brabantse natuur
11-okt-2017
Meer leefgebied voor het pimpernelblauwtje
2-sep-2015
Het pimpernelblauwtje is 25 jaar!
23-jul-2015