donderdag 8 oktober 2009
Het gentiaanblauwtje is een specialist, die bijzondere eisen stelt aan zijn leefgebied. In Friesland waren in 2000 nog negen vliegplaatsen, maar in 2009 is daarvan nog maar een over.
Het gentiaanblauwtje is in heel Nederland en zelfs in Europa een bedreigde soort. Niet alleen hebben de rupsen de zeldzame plant klokjesgentiaan nodig, maar ze kunnen ook niet overleven als een bepaalde mierensoort niet voldoende aanwezig is. Deze knoopmieren nemen de rups in augustus en september mee naar hun mierennest onder de grond en daar blijft deze rups de hele winter. Hij verpopt er ook. De mieren gebruiken in ruil voor deze verzorging een zoete stof uit een klier op zijn rug. De mieren kunnen wel zonder de rups, maar de rupsen niet zonder de mieren. Buiten het mierennest kunnen ze niet overleven. Het gentiaanblauwtje kan dus alleen blijvend voorkomen als er voldoende klokjesgentianen zijn, maar ook voldoende knoopmieren. In Friesland waren er in 2000 nog negen plekken waar het gentiaanblauwtje zich thuis voelde. Inmiddels is de soort nog maar op een klein snippertje vochtige heide aanwezig, in de omgeving van Oldeberkoop.
Ook hier is de situatie allerminst zeker, want doordat het omliggende gebied voor de landbouw gebruikt wordt hebben de terreintjes te maken met verdroging en verruiging. Door vrijwilligers worden maatregelen genomen om de situatie te verbeteren. Zo wordt bosopslag verwijderd en worden kleine stukjes vergraste hei handmatig geplagd. Dat houdt in dat de dichte grasmat met een schop wordt weg gehaald. Op die open en kale plekken kunnen planten als klokjesgentiaan, wolfsklauw en zonnedauw zich weer vestigen, maar ook kunnen de mieren er weer, vanuit de ongeplagde stukken, terugkeren. Hopelijk kan de soort hierdoor behouden blijven en misschien dat ook andere stukken die weer geschikt gemaakt zijn voor de vlinders kunnen worden bereikt. Ook komende winter zullen de werkzaamheden worden voortgezet. Landschapsbeheer Friesland coördineert de werkzaamheden van de vrijwilligers.