dinsdag 19 mei 2020
Het is geen zeldzame of bedreigde vlinder in Nederland en toch hebben heel veel mensen nog nooit een groentje gezien. Dat komt onder meer omdat hij een prima camouflagekleur heeft en het niet een soort is die je in je tuin gauw tegen zult komen.
Het groentje is een specialist in het verbergen. De opvallende felgroene kleur, waarvan je denkt dat die de vlinder wel erg zichtbaar zal maken is een prachtige schutkleur als de vlindertjes in het voorjaar op kleine berkjes of andere frisgroene struiken zitten. En dat is precies de plek waar je ze moet zoeken.
Op dit moment vliegen ze volop. De rupsen van het groentje eten onder andere de bloemknoppen van bramen, het jonge blad en de vruchten van vuilboom (sporkehout), de knoppen en de bladeren van heide en bosbes en de groeipunten en de bloemen van een aantal vlinderbloemigen, zoals brem.
Mannetjes schuilen vaak samen in een één tot twee meter hoge struik. Doorgaans wordt hiervoor elk jaar dezelfde struik gebruikt. Het mannetje zit daar stil op een uitkijkpost en stort zich plotseling op een passerende vlinder, eventueel gevolgd door andere mannetjes. Is de langsvliegende vlinder eveneens een mannetje, dan vliegen de rivalen spiraalsgewijs om elkaar heen totdat eentje verdwijnt. Vrouwtjes worden vasthoudend achtervolgd. Als een mannetje wegvliegt, neemt een ander mannetje vaak zijn plek in.
Deze stoelendans zorgt ervoor dat de mannetjes regelmatig van plaats wisselen in dezelfde struik. Het groentje komt alleen op de zandgronden voor en zit vaak aan de rand van een gebied. Zoals de overgang van struiken of bosranden naar vochtige tot droge heide, schrale bloemrijke graslanden of open plekken in bossen.