maandag 12 juli 2021
Er worden weer regelmatig rupsen gevonden van de helmkruidvlinder en van de kuifvlinder. Deze lijken heel erg op elkaar. Daarom hier wat informatie over de twee soorten en hoe je ze uit elkaar kunt houden. Als je een waarneming doorgeeft van deze soorten dan is het fijn als je er een foto bij doet en aangeeft op welke plant de rups werd gevonden
De kuifvlinder en de helmkruidvlinder zijn nauwe verwanten van elkaar en zijn niet zeldzaam. De kuifvlinder is veel aanwezig in de kuststrook en ook aanwezig op de hogere zandgronden, terwijl de helmkruidvlinder vooral in het binnenland voorkomt. De vlinders lijken sterk op elkaar, maar ook de rupsen, die veel vaker worden opgemerkt, zijn moeilijk te determineren als je niet weet waarop te letten. Een rups bestaat uit dertien segmenten: de drie segmenten achter de kop zijn de borstsegmenten (genummerd B1 - B3), waarna tien achterlijfsegmenten (A1 - A10) volgen. Het is gebruikelijk om bij het beschrijven van rupsen uit te gaan van volgroeide rupsen, dus rupsen in het laatste stadium. Dan zijn ze het grootst en worden dus het gemakkelijkst opgemerkt. Dit is ook het stadium waarin de rupsen van de kuifvlinder en helmkruidvlinder goed van elkaar te onderscheiden zijn. Beide soorten hebben een groenachtig wit tot bleek blauwachtig groen lichaam met over de rug een rij gele dwarsbanden, elk met een patroon van zwarte strepen en vlekken. De kop is geel met zwarte vlekken. Met name de vorm en grootte van de zwarte vlekken is nogal variabel. De rupsen van de kuifvlinder hebben doorgaans aan de zijkant verticale zwarte lijntjes; soms zijn deze echter nauwelijks ontwikkeld en bovendien komen ze soms ook voor bij rupsen van de helmkruidvlinder. Dit veelgenoemde kenmerk is dus, net als het wel of niet aanwezig zijn van zwarte banden tussen de segmenten, geen betrouwbaar determinatiekenmerk.
Een duidelijk onderscheidend kenmerk dat wel uitsluitsel biedt, is te zien aan de rugzijde van de segmenten B2 en B3: bij de kuifvlinder bevinden zich daar twee kleine zwarte stippen in de gele dwarsband, terwijl bij de helmkruidvlinder deze stippen groter en niet helemaal geel omringd zijn. Het determineren van de kuifvlinder en de helmkruidvlinder levert dus problemen op bij de vlinders en, door onbekendheid met het kenmerk op de segmenten B2 en B3, ook vaak bij de rupsen. Als waardplanten van zowel de kuifvlinder als die van de helmkruidvlinder worden doorgaans toorts (Verbascum-soorten), helmkruid (Scrophularia-soorten) en vlinderstruik (Buddleja-soorten) genoemd, waarbij de kuifvlinder een voorkeur voor toorts zou vertonen en de helmkruidvlinder een voorkeur voor helmkruid. Maar als er meer betrouwbare waarnemingen worden gedaan kunnen we deze kennis wellicht nuanceren of aanpassen. Ook het verspreidingsgebied van de twee zal dan nauwkeuriger in beeld kunnen worden gebracht.