Midden mei-midden juli in één generatie.
Rups: begin juli-half juni. De rupsen leven in groepen en overwinteren in een gezamenlijk spinsel van samengesponnen bladeren. De rups verpopt zich als een gordelpop aan een takje van de waardplant.
Black-veined White
Baumweissling
Le Gazé
boomwitje, geaderd witje
Pieris crataegi, Aporia transiens, Aporia transitoria
Aporia: a is moeilijkt en poros is enge doorgang. Aporia is een moeilijk passeerbare hindernis. Mogelijk slaat dit op de onverklaarbare fluctuatie in de aantallen (Macleod).
crataegi: crataegus is meidoorn, de waardplant.
(Linnaeus, 1758)
Voorvleugellengte: 28-33 mm. De zwarte voorvleugeladers zijn zowel op de boven- als op de onderkant duidelijk te zien; op de vleugels bevinden zich geen zwarte vlekken. Bij het mannetje is de voorvleugel wit beschubd, bij het vrouwtje is deze vrijwel kaal en doorzichtig.
Tot 35 mm; lichaam behaard, grijs met brede zwarte band over de gehele lengte van de rug, waarin twee brede oranjebruine lengtestrepen; spiracula zwart; de haren op de rug roodachtig bruin, op de flanken lichtgrijs; kop zwart en behaard.
Wordt soms verward met de nachtvlinder het vals witje (Siona lineata).
De oorzaak van de achteruitgang is grotendeels onbekend. In Groot-Brittannië verliep de achteruitgang volgens een gelijke trend, alleen 25 jaar eerder. Mogelijke oorzaken zijn:
Het groot geaderd witje heeft een groot leefgebied nodig met open bossen, bosranden en struweelgroepen waarin de waardplanten ruim voorhanden zijn. Als er een geschikte omgeving ontstaat, is de vlinder mobiel genoeg om zich hier op eigen kracht weer te vestigen.
Het groot geaderd witje is sinds 1975 uit Nederland verdwenen; af en toe wordt nog een zwervend exemplaar waargenomen. Deze soort kwam vroeger als standvlinder voor op de zand- en lössgronden van Zuid- en Oost-Nederland, maar de laatste populaties zijn in de jaren zeventig van de twintigste eeuw verdwenen.
Het groot geaderd witje is een zeer mobiele vlinder.
In Nederland was het tot 1920 een vrij algemene en tot 1940 een vrij zeldzame standvlinder op de zand- en lössgronden van Oost- en Zuid-Nederland. Vroeger kon deze soort in fruitboomgaarden zelfs een plaag zijn. De soort is overigens bekend om de grote jaarlijkse schommelingen in aantallen. Na 1940 neemt het verspreidingsgebied verder af. De laatste waarnemingen van vlinders die zich hier voortplantten, zijn uit 1971 van het Weerterbosch (40 exemplaren) en uit 1975 van Hoog Buurlo. Sindsdien zijn in totaal nog 40 meldingen van zwervende individuen. Overigens is het opvallend dat er sinds 1975 weinig waarnemingen van deze soort zijn gedocumenteerd met foto´s of bevestigd door andere waarnemers. Maar ook het aantal zwervers neemt af. De laatste jaren wordt de soort bijna elk jaar wel weer ergens gezien, nog het meest in Zuid-Limburg. Tot voortplanting is het na de jaren zeventig voor zover bekend nooit meer gekomen.
Op Europese schaal is het groot geaderd witje niet bedreigd, maar op veel plaatsen gaat hij achteruit. De soort is verdwenen uit Groot-Brittannië. Hij staat op de Vlaamse Rode Lijst (categorie: uitgestorven). In Duitsland staat de soort in de categorie bijna bedreigd. In Denemarken neemt hij in aantal toe. De dichtstbijzijnde populaties bevinden zich in de Ardennen en in de heuvelachtige delen van Duitsland.
De soort komt in grote delen van Europa voor.
Onderstaande diagrammen tonen de veranderingen van de talrijkheid in de loop van de tijd. De gegevens zijn afkomstig uit het Landelijk Meetnet Vlinders (CBS / De Vlinderstichting) en de Nationale Databank Flora en Fauna.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Vooral open bossen, bosranden, bosweiden, hoogstamboomgaarden en sleedoornstruwelen langs hooi- en weilanden.
Waardplanten vooral sleedoorn; soms ook andere planten uit de rozenfamilie zoals meidoorn, lijsterbes, peer en Prunus-achtigen.
Actualiteiten
Ontdek meerWord donateur
Steun De Vlinderstichting