eikenpage Favonius quercus

Familie

blauwtjes (LYCAENIDAE)

Zeldzaamheid

Een vrij schaarse standvlinder die voorkomt op de zandgronden in het binnenland en in de duinen.

Rode lijst

thans niet bedreigd

Meer foto's

Terug naar boven ^

Levenswijze

Vliegtijd en gedrag

Begin juli-eind augustus in één generatie. De vlinders voeden zich vooral met honingdauw; soms met nectar van sporkehout, boerenwormkruid, braam of distels. 's Morgens komen eikenpages soms naar de grond om te drinken van dauw of water uit vochtige aarde. De vlinders vliegen vaak tot laat in de avond rond de kruinen van eiken.

De uiterste vliegdata zijn 5 mei en 5 oktober.

Levenscyclus

Rups: half april-eind juni. Jonge rupsen boren zich in een bladknop; grotere rupsen leven in een ijl spinsel en foerageren vooral 's nachts. De verpopping vindt plaats in een losse cocon in de strooisellaag of tussen schors van een stam of dikke tak. De soort overwintert als ei bij de knoppen aan het uiteinde van een twijg.

ei-afzet
De vrouwtjes vliegen rondom grotere en dikke takken wanneer ze op zoek zijn naar een geschikte ei-afzetplaats. De eitjes worden afzonderlijk afgezet, meestal aan de basis van een eindknop. Deze knoppen zitten doorgaans aan de buitenzijde van de boom op takken die in de volle zon groeien en enigszins beschut liggen tegen de wind. Daar overwintert het eitje.

rups en verpopping
De eitjes komen uit wanneer de knoppen gaan uitlopen. De rupsen eten een gat in de top van het eitje en gaan op zoek naar de opening van de knop om zich te voeden met het zachte plantenweefsel aan de binnenzijde. Na de eerste vervelling leeft de rups overdag in een spinsel aan de bladsteel en eet alleen ´s avonds en ´s nachts van de bladknoppen en de jonge bladeren. De verpopping vindt plaats in een los gesponnen cocon tussen strooisel op de grond of tussen schors van een stam of dikke tak. Ook worden de poppen wel eens in mierennesten gevonden. Het is niet bekend of de rupsen zelf naar het mierennest kruipen of dat de rups of pop wordt meegenomen door de mieren. Zowel de rups als de pop worden namelijk aantrekkelijk gevonden door mieren.

vlinders
De dichtheid is over het algemeen hoog, circa 12 tot 96 individuen per hectare. De vlinders houden zich doorgaans op aan het einde van takken die in de volle zon groeien, vaak hoog in de boom. Hier leven ze van honingdauw. Slechts af en toe worden nectarplanten bezocht - bijvoorbeeld als de honingdauw van de bladeren is gespoeld na een zomerse regenbui - zoals boerenwormkruid, braam of distels. Sporkehout is de meest geliefde nectarplant. Hier kunnen soms tientallen eikenpages bij elkaar worden gezien. Ook kunnen tijdens droge en warme perioden de vlinders ´s ochtends naar beneden komen om water op te zuigen uit vochtige aarde. Vooral tegen de avond - ongeveer een uur voor zonsondergang - schuilen de mannetjes samen in de top van een hogere eik. Vrouwtjes gaan naar zulke plaatsen om een partner te vinden. Mannetjes vliegen achter ieder vrouwtje aan en houden luchtgevechten met rivalen. Tientallen vlinders kunnen dan ineens opvliegen, snel duikelend of om elkaar en de boomtop heen draaiend. Op zonnige en warme zomeravonden kan dit spel tot laat in de avond doorgaan. Soms paren de vlinders ´s nachts.

Verspreiding

Vliegtijd

Benaming

Engelse naam

Purple Hairstreak

Duitse naam

Blauer Eichenzipfelfalter, Mönch-Zahnspinner

Franse naam

Thécla du Chêne

Synoniemen

Zephyrus quercus, Thecla quercus, Quercusia quercus, Neozephyrus quercus

Meer

Toelichting wetenschappelijke naam

quercus: Quercus is eik, de waardplant.

Auteursnaam en jaartal

(Linnaeus, 1758)

Herkenning

Kenmerken vlinder

Voorvleugellengte: circa 16 mm. Bij het mannetje heeft de bovenkant van zowel de voor- als de achtervleugel een blauwpaarse glans. Bij het vrouwtje ontbreekt die glans op de bovenkant van de achtervleugel, die donkerbruin tot zwart van kleur is; op de bovenkant van de voorvleugel bevindt zich een blauwpaarse vlek. De onderkant van de vleugels is overwegend grijs. Aan de achtervleugel bevindt zich een klein staartje.

Kenmerken rups

Tot 15 mm; breed en kort, naar de randen afgeplat; lichaam roodachtig bruin met over het midden van de rug een donkere grijsachtig bruine streep, die aan weerszijden door een aantal schuine, donkerbruine strepen wordt afgezet; onder de spiracula loopt een witachtige lengtestreep; kop klein, donkerbruin en voor een deel in het lichaam teruggetrokken.

Verspreiding in Nederland in vier perioden

Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.

Habitat

Grotere eiken in zonnige bosranden, eikenlanen, houtwallen, parken, binnenduinen en open plekken in het bos.

De eikenpage leeft alleen bij grotere eiken. Deze kunnen groeien in zonnige bosranden, eikenlanen, houtwallen, parken, binnenduinen en bij open plekken in bossen. Ook leeft de soort soms bij vrijstaande eiken. De vlinder kan overal voorkomen waar zulke eiken staan, maar het meest wordt hij gevonden op de voedselarme zandgronden.

Planten

Waardplant vooral zomereik en soms andere soorten eik. De voorkeur gaat uit naar hoge bomen die op zonnige plaatsen groeien.

Waardplant

Eik
Quercus

Soorten uit dezelfde familie blauwtjes (LYCAENIDAE)

sleedoornpage
Thecla betulae

morgenrood
Lycaena virgaureae

kleine vuurvlinder
Lycaena phlaeas

tijgerblauwtje
Lampides boeticus

groentje
Callophrys rubi

dwergblauwtje
Cupido minimus

Alle soorten uit deze familie