Half mei-half juli in één generatie.
De uiterste vliegdata zijn 14 mei en een niet precieze datum in augustus.
Rups: half juli-half juni. Jonge rupsen leven in een gezamenlijk spinsel op de waardplant. De soort overwintert als rups in een spinselnest onder dorre bladeren in de strooisellaag.
De eitjes worden in groepjes van circa 200 op de onderzijde van een blad afgezet. Tot de overwintering leven de rupsen samen in een spinsel op de waardplant. Zij overwinteren in een spinselnest onder dorre bladeren in de strooisellaag. In het voorjaar leven ze meer solitair en ze verpoppen zich vlak bij de bodem op de waardplant.
Het aantal vlinders op de vliegplaatsen varieert aanzienlijk tussen de 4 en de 260 individuen per hectare. De paring vindt doorgaans laat op de dag plaats zonder voorafgaande balts en kan enkele uren duren.
False Heath Fritillary
Silberscheckenfalter, Baldrian-Scheckenfalter
Le Damier Noir
donkere vlekvlinder, ereprijsvlinder, zilvervlekvlinder
Melitaea dictynna
Melitaea: melitaea is weer een van de probleemnamen van Fabricius. Vele mogelijkheden dienen zich aan. Melinaea zou een bijnaam van Aphrodite zijn. Melitaea was ook de naam van een stad in de oudheid. Melitoeis betekent honingzoet en dat zou ook een van de vele bijnamen van Aphrodite zijn geweest. Ook kan het van melitaios komen hetgeen behorend bij Malta betekent. Alleen Fabricius weet wat juist is.
(Lang, 1789)
Voorvleugellengte: 16-21 mm. De bovenkant van de vleugels, vooral van de achtervleugel, is overwegend zwart. Het vrouwtje is op de bovenkant minder zwart en op de onderkant minder contrastrijk dan het mannetje. De onderkant van de achtervleugel is veelkleurig; in de donkere buitenste dwarsband bevindt zich in bijna ieder segment een (soms onduidelijke) gele vlek. De gele vlekken hebben vaak zwarte randen of stippen, waardoor ze goed opvallen.
Tot 35 mm; lichaam donker grijsachtig bruin met oranje-gele doorns; kop zwartachtig bruin.
Zie de bosparelmoervlinder.
Omdat er onvoldoende kennis is van de oude vliegplaatsen, is het niet duidelijk waardoor de woudparelmoervlinder is verdwenen. Alleen van de laatste vliegplaats bestaat een meer nauwkeurige beschrijving. Maar ook daar verdween de vlinder ondanks weinig tot geen zichtbare veranderingen aan het leefgebied. Mogelijke oorzaken zijn het dichtgroeien van bossen of verdroging van de vliegplaatsen. Een ander probleem van deze soort is dat de soort zeer honkvast is. Hierdoor wordt nieuw geschikt leefgebied niet gekoloniseerd en verdwijnen kleine populaties.
Indien gedacht wordt aan het herintroduceren van deze vlinder dient er eerst meer ecologische kennis te zijn over de soort. Een studie naar de eisen van de soort in de Eifel en de Ardennen kan duidelijkheid geven over de voorwaarden waaraan geschikt leefgebied moet voldoen.
Toekomst
Het lijkt onmogelijk dat de woudparelmoervlinder op eigen kracht naar Nederland terugkeert. Omdat de kennis van het leefgebied en de oorzaken van het verdwijnen van deze vlinder ontbreekt, is herintroductie op dit moment niet aan de orde.
De woudparelmoervlinder is een sinds 1960 uit Nederland verdwenen standvlinder. De soort vloog vooral in de Brabantse beekdalen, maar werd ook waargenomen in de Achterhoek, Twente en Limburg.
De woudparelmoervlinder is een honkvaste vlinder die laag boven de grond en met veel pauzes vliegt. Er is zelfs geen enkele melding van zwervende vlinders en hij is de zwakste vlieger onder de parelmoervlinders.
In Nederland was de woudparelmoervlinder aan het begin van de twintigste eeuw een vrij zeldzame standvlinder. Hij vloog toen vooral in de Brabantse beekdalen, maar de soort is ook gevonden in de Achterhoek, Twente en Limburg. Heel geleidelijk verdwenen de populaties en nam het verspreidingsgebied af, totdat er in de jaren vijftig nog maar twee populaties over waren: één in de omgeving van Best bij Eindhoven (Noord-Brabant) en één bij Mariahoop (Limburg). Bij de populatie van Best zijn in 1960 verspreid over drie dagen nog 19 exemplaren waargenomen, de populatie van Mariahoop verdween ook in de jaren zestig.
Op Europese schaal is de woudparelmoervlinder niet bedreigd en over het algemeen is het voorkomen stabiel, maar uit veel landen wordt een achteruitgang gemeld en uit Duitsland en België zelfs een flinke. De soort is verdwenen uit Vlaanderen en Denemarken en staat op de Waalse en Duitse Rode Lijst. De dichtstbijzijnde populaties leven in de Eifel en de Ardennen.
De woudparelmoervlinder wordt verspreid van het noordelijk deel van het Iberisch schiereiland tot de Oeral in Centraal-Europa gevonden. Daarnaast liggen er een aantal vliegplaatsen in Scandinavië.
Onderstaande diagrammen tonen de veranderingen van de talrijkheid in de loop van de tijd. De gegevens zijn afkomstig uit het Landelijk Meetnet Vlinders (CBS / De Vlinderstichting) en de Nationale Databank Flora en Fauna.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Vochtige ruigten op open plaatsen in een luwe omgeving, zoals ruige randen van vochtige hooi- of weilanden en natte, ruige graslandjes in beekbegeleidende bossen.
Waardplanten zijn echte valeriaan en kleine valeriaan.
Word donateur
Steun De Vlinderstichting