Eind mei-begin juli in één generatie. De soort leeft meestal in kleine populaties.
De uiterste data waarop een vlinder is waargenomen zijn 24 mei en 10 augustus.
Rups: eind juni-half juni. De soort overwintert als halfvolgroeide rups. De verpopping vindt plaats dicht bij de grond aan een gras- of plantenstengel.
De rupsen groeien traag en zijn afhankelijk van een lange groeiperiode van de waardplant. De soort verpopt zich hangend aan een grasspriet nabij de strooisellaag.
Het aantal vlinders op de vliegplaatsen is hoog, ca 16 tot 260 individuen per hectare. De soort leeft vaak in kleine populaties.
Scarce Heath
Wald-Wiesenvögelchen
Moelibée, Fadet de l'élyme
zandhaverhooibeestje
Coenonympha: koinos is gemeenschappelijk en numphe is nimf; Latreille deelde de Satyridae en de Nymphalidae in in een gemeenschappelijke groep.
(Linnaeus, 1761)
Voorvleugellengte: circa 17 mm. De bovenkant van de voorvleugel is donkerbruin; bij het vrouwtje liggen twee kleine oranje vlekjes langs de achterrand. Op de bovenkant van de achtervleugel staan vier zwarte, oranjegerande oogvlekjes, die bij het mannetje soms slecht ontwikkeld zijn. Op de onderkant van de achtervleugel bevindt zich een doorgaande rij oogvlekken die aan de buitenkant door een zilverkleurige streep is afgegrensd en aan de binnenkant loopt een smalle witte band die net zo lang is als de rij oogvlekken.
Zie het tweekleurig hooibeestje.
Het is niet precies bekend waardoor het zilverstreephooibeestje - in geheel Europa - op zoveel plaatsen is verdwenen. Waarschijnlijk speelt ontwatering van vochtige bossen een rol, mogelijk ook de versnippering van het leefgebied van deze weinig zwervende vlinder. Versnippering heeft volgens een recent onderzoek grote negatieve invloed gehad op de overlevende populaties. De populatie van Winterswijk is vermoedelijk verdwenen door de winning van kalk in de directe omgeving van de voormalige vliegplaats. Hierdoor verdroogde het leefgebied.
Om meer te weten van de ecologische eisen van het zilverstreephooibeestje is het wenselijk dat hier onderzoek naar wordt verricht. Pas daarna kan bepaald worden of er in Nederland nog mogelijke geschikte vliegplaatsen aanwezig zijn.
Het zilverstreephooibeestje is sinds 1959 uit Nederland verdwenen; kwam vooral voor in de Achterhoek en Zuid-Limburg.
Het zilverstreephooibeestje is een honkvaste vlinder waarvan geen zwervende individuen bekend zijn.
In Nederland vloog de soort aan het begin van de vorige eeuw in de Achterhoek bij Winterswijk, op landgoed Slangenburg bij Doetinchem (Gelderland), langs de oostrand van de Veluwe en op diverse plaatsen in Zuid-Limburg. Reeds aan het begin van de vorige eeuw gaat de stand achteruit. De laatste geregistreerde waarneming uit Zuid-Limburg dateert uit 1921, toen een vlinder in de omgeving van Valkenburg is verzameld. Daarna kwam de soort alleen nog in de omgeving van Winterswijk voor, waar zij nog tot de jaren vijftig jaarlijks werd gezien. Op 2 juni 1959 zijn hier voor het laatst drie vrouwtjes gevonden, daarna is de soort uit Nederland verdwenen.
Op Europese schaal is het zilverstreephooibeestje een kwetsbare soort die met 20 tot 50% per 25 jaar achteruitgaat. Uit de omliggende landen van Nederland wordt een achteruitgang van 50 tot 75% per 25 jaar gemeld. Het zilverstreephooibeestje valt onder de Conventie van Bern (1979) en staat op bijlage 4 van de Europese Habitatrichtlijn (1992). Dat wil zeggen dat het een soort is die strikte bescherming vereist. Het zilverstreephooibeestje staat op de Vlaamse, Waalse en Duitse Rode Lijst. Hij is ook uit Denemarken, Luxemburg en Tsjechië verdwenen.
Het zilverstreephooibeestje komt (nog) maar op enkele plaatsen in Europa voor.
Onderstaande diagrammen tonen de veranderingen van de talrijkheid in de loop van de tijd. De gegevens zijn afkomstig uit het Landelijk Meetnet Vlinders (CBS / De Vlinderstichting) en de Nationale Databank Flora en Fauna.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Open plekken en bosweiden in vochtige bossen: grazige ruigten en ruige graslanden langs waterloopjes in bossen of nabij bosranden.
Actualiteiten
Ontdek meerWord donateur
Steun De Vlinderstichting