Eind februari-eind oktober in twee generaties. De vlinders komen goed op licht.
Rups: mei-november. De soort overwintert als pop tussen mos of achter de schors aan de basis van de waardplant of in de strooisellaag.
Feldbeifuss-Blütenspanner
l'Eupithécie réputée
Tephroclystia innotata, Eupithecia tamarisciata
Alle soorten uit het Genus Eupithecia plus nog een aantal andere kleine spanners zijn samengebracht onder de groepsnaam dwergspanner.
Bijvoet is een belangrijke waardplanten van deze dwergspanner.
Eupithecia: eu is goed, goedig en pithex, pithekos is een dwerg. De vlinders hebben een aantrekkelijk uiterlijk en zijn klein. Haworth schrijft: mooie vlinders, als ze rusten zien ze er prachtig uit: de vleugels gespreid en vlak, elegant gedrukt tegen de ondergrond; eigenlijk helemaal ontworpen om ze in vlinderkasten te verzamelen.
Innotata: innotatus is zonder herkenningstekens.
(Hufnagel, 1767)
Voorvleugellengte: 10-12 mm. Ondanks het tamelijk effen, bruinachtig grijze uiterlijk is deze dwergspanner vrij eenvoudig te onderscheiden van andere bruinachtig grijze soorten door de langgerekte voorvleugel. Het onderscheid wordt extra geaccentueerd door de buitenste dwarslijn die naast de middenstip een scherpe hoek maakt en als een pijl naar de vleugelpunt wijst. Ook de andere dwarslijnen zijn, indien zichtbaar, scherp gehoekt. De zwarte middenstip is lang en dun. In het zoomveld loopt een lichte golflijn die bij de binnenrandhoek verbreed is tot een kleine lichte vlek. De achtervleugel steekt meestal ver onder de voorvleugel uit en het achterlijf is vaak omhoog gekromd.
Smalvleugeldwergspanner (Eupithecia nanata).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Vrij zeldzaam. Komt verspreid over het land voor. RL: bedreigd.
Zeldzaam in Vlaanderen en sterk achteruitgegaan. Vooral gemeld uit de duinen, waar de soort wijdverbreid is. Enkele recente, losse waarnemingen uit Oost-Vlaanderen. In Wallonië vroeger bekend uit alle provincies, maar recent enkel gezien in Luik.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Bijna in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Van het Iberisch Schiereiland via het hele Middellandse Zeegebied tot Klein-Azië en het Zwarte Zeegebied; in het noorden van het noordwesten van Midden-Europa via de gematigde zone tot de Amoer. In Scandinavië tot boven de poolcirkel. Ook op de Britse eilanden (als fraxinata Crewe).
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Ruderale terreinen, weiden, wegbermen, bosranden en struwelen, vaak in enigszins voedselrijke en niet te droge gebieden.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting