Half juli-eind augustus in één generatie. De vlinders worden gemakkelijk uit de hei of van kale open plekjes opgejaagd, ook bij bewolkt weer. Ze vliegen vanaf de schemering en komen meestal in kleine aantallen op licht.
Rups: september-juni. De soort overwintert als jonge rups op de waardplant en verpopt zich in een cocon op of in de grond.
Bordered Grey
Purpurgrauer Heide-Tagspanner
grijze heispanner
Selidosema ericetaria, Selidosema plumaria, Fidonia plumaria
Dit is een spannersoort van heidegebieden en de kleur van de vlinder is overwegend bruin.
Selidosema: delis, selidos is het gangpad tussen twee banken, de banken zelf, een rij stoelen in een theater, een bladzijde vol lijnen en sema is een kenteken, dit geeft een gevoel van een brede rij of een brede band; hier betrekking hebbend op de brede donkere band langs de achterranden. Een andere niet Nederlandse soort die Hübner ook in dit genus onderbracht is S. taeniolaria, taeniola is een smalle band.
brunnearia: brunus is bruin, naar de grondkleur van deze soort.
(de Villers, 1789)
Voorvleugellengte: 16-22 mm. Een bruingrijze spanner met langs alle vleugels een donkerbruine zoom. Verse vlinders hebben een purperachtige tint. Op de voorvleugel bevinden zich aan de voorrand drie zeer donkerbruine vlekken, waarvan de middelste overgaat in een smalle donkerbruine dwarslijn die steeds vager wordt. Het mannetje heeft geveerde antennen. Het vrouwtje is kleiner en bruiner.
Zeldzaam. Komt vooral voor in de duinen van Noord-Holland en op de Waddeneilanden; in de duinen en op de zandgronden in het binnenland schaars en verspreid. In de rest van het land komt deze soort niet voor. RL: bedreigd.
Zeer zeldzaam. Vroeger bekend uit de Limburgse Kempen, maar na 1980 niet meer gezien.
De soort staat als Regionaal Uitgestorven op de Rode Lijst Vlaanderen (Veraghtert et al. 2023).
Van Noord-Afrika en het Iberisch Schiereiland via Sicilië en Italië tot de Balkan en van West-Europa tot Polen en Hongarije en als ssp. scandinaviarium (Staudinger, 1901) ook in Noord-Europa.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Duinen, heiden en (kalk)graslanden.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
gewone dwergspanner
Eupithecia vulgata
schijn-sparspanner
Thera britannica
gele oogspanner
Cyclophora linearia
witte sparspanner
Thera vetustata
grote wintervlinder
Erannis defoliaria
gespikkelde korstmosspanner
Fagivorina arenaria