Juni-juli in één generatie.
In het buitenland overwintert de soort als halfvolgroeide rups en de verpopping vindt plaats in de grond. Jonge rupsen leven bovenin de waardplant. Na de overwintering zitten ze overdag verscholen in de kruidlaag en klimmen ‘s nachts omhoog om te foerageren op de twijguiteinden.
Sigma-Bodeneule
Lycophotia sigma, Noctua sigma, Agrotis sigma, Agrotis signum
sigma-uil
Zie voor de naamsverklaring bij 'toelichting wetenschappelijke naam'.
Waarschijnlijk zou een sigma te ontdekken zijn in de tekening op de voorvleugel.
Ook de Duitse soortnaam heeft de Griekse letter in de soortnaam opgenomen.
Eugraphe: eu is goed en graphe is een schets, een ontwerp, een letter van het alfabet.
sigma: sigma is een Griekse letter.
(Denis & Schiffermüller, 1775)
Voorvleugellengte: 17-20 mm. De voorvleugel van deze uil is breed en heeft een donkere roodbruine grondkleur met een lichtbruine voorrand. De ringvlek en de niervlek zijn donker omrand, de ringvlek is soms lichter van kleur. Achter deze beide uilvlekken ligt een zwarte pijlvlek, onderbroken door de uilvlekken. De tapvlek is klein en vaak gereduceerd tot een kleine stip. De lichte binnenste en buitenste dwarslijn zijn aan beide zijden zwart afgezet en gelobd; de buitenste dwarslijn is aan de binnenzijde met enkele pijlvlekjes verbonden. De achtervleugel is vrijwel egaal bruinachtig grijs.
Ter Haar: Rups licht koperrood met drie lichte ruglijnen, waartussen gele, van boven bruin afgezette, opzij naar voren gebogen dwarslijnen; voor elke dwarslijn staan twee witte stippen.
De splinterstreep (Naenia typica), de enige andere uil met zo'n brede voorvleugel, is veel bonter getekend.
Van deze soort zijn geen recente waarnemingen bekend; de laatste waarnemingen dateren uit 1952 (Hoenderloo), 1972 (Putten) en uit 1990 en 1994 (Gortel).
Kwam voor 1980 voor in het zuiden van het land.
Van West-Europa (Frankrijk) via Midden-Europa naar het oosten tot Japan. Naar het noorden tot Zuid-Scandinavië, in het zuiden van de Pyreneeën tot de Balkan en verder de Zwarte Zee tot de bergen van Midden-Azië. Niet op het Iberisch schiereiland en niet op de Britse eilanden. Er is een geïsoleerd voorkomen gemeld uit Zuid-Italië.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Diverse lage planten, waaronder wollige sneeuwbal en gouden regen. In het buitenland ook bekend van struikachtige gewassen zoals sleedoorn, kamperfoelie en liguster.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting