Begin mei-eind augustus in twee generaties. De vlinders bezoeken zowel ´s nachts als overdag bloemen van onder andere spoorbloem; ze komen slecht op licht.
Rups: juni-september. De rups foerageert overdag op de bloemen van de waardplant; de waardplant wordt ook gebruikt om op te rusten en te zonnen. De soort overwintert als pop, soms meerdere jaren, in een stevige ovale cocon tussen de zaaddozen van de waardplant (waar de cocon nauwelijks zichtbaar is doordat hij dezelfde vorm heeft) of op een muur of een paaltje.
Toadflax Brocade
Möndcheneule
la Calophasie d'Hufnagel , la Linariette
Cleophana linariae
Naast gestreepte leeuwenbek is ook vlasbekje een belangrijke waardplant voor dit vlasbekuiltje.
Calophasia: kalon is hout en phasis is het uiterlijk, verwijzend naar de gelijkenis van deze soorten met dood hout, hoewel dit duidelijker naar voren komt in verwante genera.
lunula: lunula is een maantje, wijzend op het maanvormige uiterlijk van de postdiscale lijn.
(Hufnagel, 1766)
Voorvleugellengte: 14-15 mm. Deze uil heeft net als de Cucullia-soorten een rechtopstaande, behaarde halskraag. Op de vrij brede grijsbruine voorvleugel vallen de witte uilvlekken het meest op. De kleine ringvlek ligt in de donkere middenschaduw en de niervlek is zichtbaar als een halvemaanvormige vlek in de brede lichte buitenste dwarslijn. Opvallend is ook de witte tapvlek halverwege de binnenste dwarslijn. In het zoomveld bevinden zich dikke zwarte streepjes en de franje is geblokt. Er is weinig variatie.
Zeldzaam. Komt zeer verspreid en lokaal voor in het westen, midden en zuiden van het land. RL: bedreigd.
Zeldzaam in het hele land. Wijdverbreid; recente waarnemingen uit alle provincies.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Nagenoeg in heel Europa. Naar het zuiden tot de Middellandse Zee, naar het noorden tot Zuid-Engeland, West-Noorwegen en Midden-Finland. In Azië naar het oosten tot het Amoer-Oessoeri-gebied; zuidelijk tot Pamir en Issyk Koel, maar niet in Japan. In Noordwest-Duitland, Denemarken en Groot-Britannië komt lunula pas de laatste 60 jaar voor en wordt daar gezien als uitbreider of als trekker (Bretherton, Goater & Lorimer 1983, Heinicke & Naumann 1980 - 1982, Lobenstein 1982, Warnecke 1961). In Canada werd lunula ingevoerd om Linaria (vlasleeuwenbek) te bestrijden (Mikkola, Lafontaine & Kononenko 1991) en heeft zich daarna naar de VS uitgebreid (Rings et al. 1992)
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Duinen, schorren, kwelders, slikken, heiden, tuinen en wegbermen; plaatsen waar de waardplant omringd is door open, kale grond hebben de voorkeur.
Vlasbekje; ook gestreepte leeuwenbek en walstroleeuwenbek.
Blijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
iepenuil
Cosmia diffinis
lichte korstmosuil
Bryophila domestica
variabele herfstuil
Agrochola lychnidis
steenrode grasuil
Apamea lateritia
zeeuwse grasworteluil
Apamea oblonga
bonte daguil
Protoschinia scutosa