harige winteruil Dasypolia templi

Familie

uilen (NOCTUIDAE)

Zeldzaamheid

Deze soort is slechts eenmaal waargenomen in Rotterdam in 1985.

Rode lijst

incidenteel

Meer foto's

Terug naar boven ^

Levenswijze

Vliegtijd en gedrag

Eind augustus-oktober/maart in één generatie. De paring vindt plaats in het najaar, waarna de mannetjes sterven; de vrouwtjes overwinteren en zetten in het voorjaar de eieren af op de waardplant. De vlinders komen op licht.

Levenscyclus

Rups: april-augustus. Jonge rupsen leven op de bloemen en op de stengel van de waardplant, oudere rupsen leven in de stengel en in de wortels. De verpopping vindt ondergronds in de wortelstok plaats.

Verspreiding

Vliegtijd

Benaming

Engelse naam

Brindled Ochre

Franse naam

la Noctuelle du temple

Synoniemen

Dasypolia alpina

Meer

Toelichting Nederlandse naam

De wintervlinders overwinteren als vlinder.
Dasypolia templi is een grove en sterk behaarde uil. Zie ook 'toelichting wetenschappelijke naam'.

Meer over Nederlandse namen

Toelichting wetenschappelijke naam

Dasypolia: dasus is borstelig, onverzorgd en polios is grijs. Het hele lijf is bezet met lange grijze haren. Een bedoelde verwijzing naar het genus Polia is mogelijk maar niet waarschijnlijk.
templi: templum is een tempel, een kerk. Mannetjes gaan dood in de herfst maar de bevruchte vrouwtjes overwinteren, verstopt in steenholtetjes, in muren van gebouwen e.d. Het is mogelijk dat het eerste exemplaar een vrouwtje was dat in een kerk werd gevonden. Dit laatste is natuurlijk speculatief.

Auteursnaam en jaartal

(Thunberg, 1792)

Herkenning

Kenmerken vlinder

Voorvleugellengte: 18-23 mm. Een stevig gebouwde, sterk behaarde uil met een grof geschubde voorvleugel. De voorvleugel heeft een groenachtig bruine of een bruinachtig gele grondkleur met donkerbruine en grijze spikkels; lichte geelachtige exemplaren zijn vaak mannetjes. De ringvlek en niervlek zijn klein, licht van kleur en doorgaans duidelijk zichtbaar. De donkere dwarslijnen zijn geschulpt.

Kenmerken rups

Tot 50 mm; plomp; lichaam bleek okerkleurig grijs met op de rug een bruinachtig roze zweem, met opvallende, zwarte vlekjes; kop roodachtig bruin.

Verspreiding in Nederland in vier perioden

Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.

Habitat

Vooral ruige graslanden, duinen en moerasachtige gebieden.

Planten

Berenklauw en engelwortel.

Waardplant

Engelwortel
Angelica

Berenklauw
Heracleum

Actualiteiten

Ontdek meer

Blijf op de hoogte

Ontvang vlindernieuws

Soorten uit dezelfde familie uilen (NOCTUIDAE)

oostelijke monnik
Cucullia fraudatrix

moeras-grasuil
Lateroligia ophiogramma

zandstofuil
Caradrina selini

steenrode grasuil
Apamea lateritia

trapeziumuil
Xestia ditrapezium

variabele w-uil
Lacanobia suasa

Alle soorten uit deze familie