Half mei-half augustus in één generatie. De mannetjes komen goed op licht, de vrouwtjes maar heel zelden.
Rups: augustus-juni. De rups overwintert, soms tweemaal, meestal onder mos op de grond. Vanaf april kruipen de rupsen de bomen in, waarna de verpopping plaatsvindt in een grote bruine cocon die wordt vastgehecht tussen de naalden van de waardplant.
Pine-tree Lappet
Kiefernspinner
le Bombyx du pin
pijnboomvlinder
Bombyx pini, Lasiocampa pini
De rupsen van de Spinner-familie spinnen een meer of minder stevige cocon om in te gaan verpoppen.
De dennenspinner heeft de grove den als voornaamste waardplant. Meer over Nederlandse namen
Dendrolimus: dendron is een boom en linos is honger. Dit heeft betrekking op het vermogen van de in groepen levende rupsen om hele bomen kaal te vreten.
pini: pini is den.
(Linnaeus, 1758)
Voorvleugellengte: ♂ 25-30 mm, ♀ 30-35 mm. Een variabele spinner, die desondanks goed herkenbaar is. De voorvleugel heeft een opvallend witte middenvlek, een onregelmatig grof geschulpte golflijn en een karakteristiek patroon van roodachtig bruine en grijze banden; soms komen overwegend roodbruine of overwegend grijze exemplaren voor. Het mannetje is donkerder van kleur en bonter getekend dan het vrouwtje.
Tot 75 mm; overdekt met fijne, korte, grijsachtige haren; lichaam bruin of grijsachtig bruin met een fijne geelachtig bruine tekening en een zwartbruin getekende rug; over de rug twee banden met dichte, witte, schubachtige beharing, welke banden op de drie eerste segmenten samenkomen; de segmenten twee en drie met een blauwachtig zwarte dwarsband op de rugzijde; kop bruin met donkerder tekening.
Vrij zeldzaam. Heeft een verbrokkelde verspreiding op de zandgronden en in de noordelijke duinen. In 2009 is ook een exemplaar waargenomen in Zeeland. RL: niet bedreigd.
In Vlaanderen beperkt tot de Kempen en de boscomplexen rond Brussel en Leuven, waar de soort lokaal vrij algemeen is. Ontbreekt in Oost- en West-Vlaanderen. In Wallonië wijdverbreid ten zuiden van Samber en Maas.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Van het Iberisch schiereiland via West-Europa en de gematigde zone oostwaarts tot Oost-Azië. Verder in Scandinavië tot de poolcirkel. Naar het zuiden tot in het Middellandse Zeegebied, inclusief Italië en de Balkan en tot Zuid-Klein Azië. Niet in Noord-Afrika (uitgezonderd Marokko) en niet op een paar grotere eilanden van de Middellandse Zee.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Naaldbossen, heiden en duinen.
Grove den; soms spar.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
kleine hageheld
Lasiocampa trifolii
eikenblad
Gastropacha quercifolia
bosrandspinner
Eriogaster catax
hulstblad
Phyllodesma ilicifolia
dennenspinner
Dendrolimus pini
wolspinner
Eriogaster lanestris