Begin juli-half augustus in één generatie. Vooral de mannetjes komen op licht, vaak al vroeg in de avond.
Rups: april-juni. De rups leeft tussen samengesponnen bladeren en zit graag op de uitlopers onderaan de stam van de waardplant. De rups is kannibalistisch, ook als er voldoende voedsel aanwezig is. De verpopping vindt plaats in een cocon in de strooisellaag. De soort overwintert als ei.
White-spotted Pinion
Weissflecken-Ulmeneule
le Nacarat
Calymnia diffinis
De (enige) waardplant van deze soort is de iep.
Cosmia: kosmios is gepast, netjes, naar het duidelijke uiterlijk van de soorten binnen dit genus. Deze naam werd al genoemd door Hübner in zijn Tentamen, 1806.
diffinis: met diffinis wordt aangegeven dat deze soort veel lijkt op affinis, maar er toch wel degelijk van verschilt. Deze woordconstructie, affinis/diffinis, gebruikte Linnaeus wel vaker.
(Linnaeus, 1767)
Voorvleugellengte: 14-16 mm. Deze uil lijkt qua rusthouding en vleugeltekening sterk op de donkere iepenuil (C. affinis). Langs de voorrand van de roodachtig bruine voorvleugel bevinden zich vrij grote helderwitte vlekken die scherp afgetekend zijn.
Zie de donkere iepenuil (C. affinis) en het maanuiltje (C. pyralina).
Zeer zeldzaam. Na 1980 is de soort slechts tweemaal waargenomen, nl. in Noord-Holland (1996) en Gelderland (1998).
Verdwenen. Historische meldingen uit Wallonië, maar na 1980 niet meer waargenomen.
Lokaal in Midden- en Zuid-Europa; in het zuiden tot Zuid-Spanje, Zuid-Italië, Noord-Griekenland, Bulgarije en Zuid-Rusland. In het noorden tot Midden-Engeland, Zuid-Nederland en ongeveer tot de noordrand van het Middelgebergte met enkelingen in Denemarken en een geïsoleerde populatie op Gotland, Litouwen en verder tot de Zwarte Zee. Op de Balken komt diffinis voor samen met de gelijkende C. confinif (Herrich & Schäffer, 1849)( = rhodoptis, Boursin, 1962) en daarom zijn waarnemingen daar nog niet helemaal betrouwbaar.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Vooral bossen, kapvlakten en windsingels.
Iep; volgroeide bomen hebben de voorkeur.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting