Eind februari-begin april in één generatie. De vlinders komen op licht en op smeer. Ze bezoeken bloedende bomen en wilgenkatjes. Overdag worden de vlinders regelmatig aangetroffen op berken; ze zitten vaak in de kleinere takvorken. Ze kunnen ook rustend op een paaltje worden aangetroffen, vooral in open landschap. Op zonnige middagen vliegen ze soms overdag.
Rups: mei-juli. De rups leeft overdag verborgen tussen samengerolde (jonge rups) of samengesponnen bladeren en foerageert ´s nachts. De soort overwintert als een pop in een losse cocon in de strooisellaag.
Yellow Horned
Gelbhorn-Eulenspinner
la Flavicorne , la Bi-Sulphurée
Asphalia flavicornis, Palimpsestis flavicornis, Polyploca flavicornis, Cymatophora flavicornis
Zeven soorten uit de onderfamilie Thyatirinae zijn bijeengevoegd onder de groepsnaam orvlinder (nadere toelichting zie bij de orvlinder, Tethea or). De vliegtijd van deze soort is rond maart en april.
Achlya: akhlus is mist, donkerte. Vroeger behoorden veel meer soorten tot dit genus (o.a. I. retusa, I. subtusa en D. oo) en waarschijnlijk waren daar ook donker gekleurde soorten bij.
flavicornis: flavus is geel en cornu is een horen of een antenne van een insect; de soort met de gele antennes.
(Linnaeus, 1758)
Voorvleugellengte: 17-20 mm. Kenmerkend zijn de oranje antennen. De voorvleugel is grijs met vooral langs het middendeel van de voorrand een groenwitte of witte bestuiving, die varieert in intensiteit. De bleke middenvlek kan enigszins in grootte en vorm variëren, evenals de dwarslijnen.
Tot 33 mm; lichaam bleek grijsachtig groen tot wit met soms een sterke donkergrijsachtig groene zweem op de rug; over de rug en flanken een rij zwartwitte vlekken; nekschild op segment een zwartachtig en door een centrale witachtige streep in twee helften gedeeld; kop geelachtig bruin tot roodachtig bruin, naar voren soms zwart beschaduwd.
De orvlinder (Tethea or) heeft geen oranje antennen en vliegt later in het jaar.
Vrij algemeen. Komt op de hogere zandgronden in de oostelijke helft van het land voor; op sommige vliegplaatsen kan deze soort zeer talrijk zijn. Ook op Terschelling en in de duinen van Noord-Holland wordt deze soort geregeld waargenomen. In 2009 is de soort voor het eerst in Zeeland waargenomen. RL: kwetsbaar.
Vrij algemeen in de Kempen, de regio Brussel-Leuven en ten zuiden van de as Samber-Maas; daarbuiten zeldzaam.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Heel Europa tot in Noord-Scandinavië. Naar het oosten via Rusland tot Japan.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Berk.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting