Eind juni-eind augustus in één generatie.
De soort overwintert als halfvolgroeide rups in een rupsennest.
Spotted Fritillary
Roter Scheckenfalter
Le Damier Orangé
rode vlekvlinder
Melitaea: melitaea is weer een van de probleemnamen van Fabricius. Vele mogelijkheden dienen zich aan. Melinaea zou een bijnaam van Aphrodite zijn. Melitaea was ook de naam van een stad in de oudheid. Melitoeis betekent honingzoet en dat zou ook een van de vele bijnamen van Aphrodite zijn geweest. Ook kan het van melitaios komen hetgeen behorend bij Malta betekent. Alleen Fabricius weet wat juist is.
didyma: didumos betekent tweeling en duidt op de grote overeenkomst met de niet inheemse soort M. phoebe.
(Esper, 1778)
Voorvleugellengte: 18-24 mm. De zwarte tekening op de bovenkant van de vleugels is gereduceerd tot vrij van elkaar staande vlekjes. De roodbruine grondkleur is bij het mannetje op voor- en achtervleugel gelijk, het vrouwtje heeft op de voorvleugel een afwijkende, grijsbruine grondkleur en een duidelijker ontwikkelde zwarte tekening. De onderkant van de achtervleugel is crèmekleurig met oranje banden en zwarte strepen en vlekken.
Tot 28 mm; lichaam witachtig met zwarte strepen en twee rijen grote, roodachtig oranje vlekken langs de rug, waarbij in elke vlek een doorn staat ingeplant; de overige doorns zijn witachtig met fijne zwarte haartjes; kop roodachtig bruin.
Een dwaalgast die in totaal vijfmaal in Nederland is waargenomen; voor het laatst in 1977. Een exemplaar uit 2001 in Borculo is waarschijnlijk meegekomen met plantmateriaal voor een tuin en is daarom niet op de Nederlandse lijst opgenomen.
De tweekleurige parelmoervlinder staat in de literatuur vermeld als vrij honkvast.
De tweekleurige parelmoervlinder wordt gevonden in Zuid- en Midden-Europa, waar hij op veel plaatsen algemeen is. De dichtstbijzijnde populaties vliegen in het Duitse Rijndal, Baden-Württemberg en Noord-Frankrijk.
Van Zuid-Europa en Noord-Afrika tot Midden-Azië. De noordgrens verloopt in Europa van het zuiden van België tot de Baltische landen. Niet op de Britse eilanden en op geen van de eilanden van de Middellandse Zee.
Onderstaande diagrammen tonen de veranderingen van de talrijkheid in de loop van de tijd. De gegevens zijn afkomstig uit het Landelijk Meetnet Vlinders (CBS / De Vlinderstichting) en de Nationale Databank Flora en Fauna.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Droge graslanden en ruigten.
Waardplanten zijn vooral weegbree en vlasleeuwenbekje. Ook valeriaan en toorts.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
kleine weerschijnvlinder
Apatura ilia
koevinkje
Aphantopus hyperantus
dagpauwoog
Aglais io
oranje steppevlinder
Arethusana arethusa
keizersmantel
Argynnis paphia
grote boswachter
Hipparchia fagi