Begin juni-eind juli in één generatie. De vlinders voeden zich vooral met honingdauw en boomsappen; soms met nectar van diverse kruiden en braam. Ze hebben een nogal verborgen leefwijze en zijn daardoor moeilijk waar te nemen.
Rups: half maart-begin juli. Jonge rupsen eten het binnenste van de bloemknoppen van de waardplant, grotere rupsen leven op of onder de bladeren. De verpopping vindt meestal plaats aan de onderkant van een eindstandig blad, soms aan een bladstengel of een takje. Doordat rupsen en poppen donker afsteken tegen de bladeren, kunnen ze worden gevonden door in mei met tegenlicht de bladeren af te turen. De soort overwintert als ei bij de eindknoppen in de boomkruin van de waardplant.
ei-afzet
Het eitje wordt meestal afgezet op de eindknoppen en de overgang van nieuw naar eenjarig hout in de kruin van de boom, minder vaak op een bloemknop of een knopoksel. Het eitje overwintert. Zodra de iep begint te bloeien - meestal al in maart - komen het eitje uit.
rups en verpopping
De rups eet aanvankelijk het binnenste van de bloemknoppen, maar later ook de zaden en de bladeren. Bij elke vervelling verandert zijn kleur en hij volgt daarbij de veranderende kleuren van de bladeren. Oudere rupsen leven op of onder de bladeren, vaak nabij de hoofdnerf. De pop zit meestal aan de onderkant van een eindstandig blad, soms aan bladstengels of takjes. Doordat ze donker afsteken, worden rupsen en poppen wel eens gevonden door in mei met tegenlicht de bladeren af te turen.
vlinders
Het aantal vlinders op de vliegplaatsen is hoog tot zeer hoog, circa 16 tot 260 individuen per hectare. Vlinders zijn echter bijzonder lastig te vinden want ze leven vooral hoog in de boomkruin. Ze voeden zich voornamelijk met honingdauw, maar ´s ochtends en in de vroege avond komen ze wel eens naar beneden en worden dan gezien op bloemen of op vochtige delen van zandwegen. In Nederland is de soort slechts eenmaal nectardrinkend waargenomen (op een braam), in België is hij vaker drinkend gezien bijvoorbeeld op akkerdistel, koninginnenkruid, fluitekruid en braam.
White-letter Hairstreak
Ulmenzipfelfalter
Le W-Blanc, Thécla W-blanc
letterpage, w-page
Thecla w-album, Strymon w-album, Strymonidia w-album, Nordmannia w-album
Satyrium: saturos is een sater, een mythologische figuur die te maken heeft met de verering van Baccus, in de kunst vaak afgebeeld met de hoorns en de staart van een geit. De saters leefden zich uit in wellustige dansen met de nimfen en deze dansen worden in verband gebracht met de vliegwijze van de vlinders.
w-album: w-album slaat op de witte (albus) streep in W-vorm op de onderkant van de achtervleugel.
(Knoch, 1782)
Voorvleugellengte: circa 16 mm. De bovenkant van de vleugels is donkerbruin; bij het iets grotere vrouwtje is de bruine kleur een tintje lichter dan bij het mannetje. Op de onderkant van de achtervleugel vormt de witte lijn bij de binnenrandhoek een duidelijke W met steile zijkanten. De oranje vlekken langs de achterrand zijn groot en hebben de vorm van halve manen. Ze zijn zwart gerand. De achtervleugel heeft een klein staartje; bij het staartje bevinden zich een of twee blauwe vlekjes.
Tot 15 mm; lichaam vrij gedrongen en breed, versmald naar de uiteinden en naar de randen afgeplat; geelachtig groen met over het midden van de rug een donkergroene lengtestreep, met aan weerszijden een aantal donkergroene en bleek geelachtig witte diagonale strepen; sommige exemplaren hebben langs de rug en op de flanken een roze tekening; kop klein, donkerbruin en voor een deel in het lichaam teruggetrokken.
Zie de pruimenpage.
De iepenpage was altijd al zeldzaam en werd maar weinig gezien, soms werden jaren geen vlinders gevonden. Ongetwijfeld heeft de soort last gehad van de iepenziekte, waardoor op grote schaal iepen gekapt werden. Maar ook nu worden de meeste iepenpages alleen gevonden bij het gericht afzoeken van geschikte bomen, het aantal 'toevallige' waarnemingen op bloemen is nog steeds laag. In het verleden zal de soort dan ook vaak gemist zijn. De uitbreiding van de laatste twintig jaar is vermoedelijk wel reëel,
Voor het behoud van de iepenpage is het belangrijk dat er voldoende grote, bloeiende en vruchtdragende iepen zijn. Op plaatsen waar de soort nu voorkomt, waaronder veel stadsparken, moeten voldoende volwassen iepen aanwezig blijven. Indien daar een stervende boom wordt gekapt moeten de opslag en kiemplanten door kunnen groeien. Uiteraard is het wenselijk dat op die plaatsen het aantal iepen wordt uitgebreid.
Toekomst
De terugkeer van de iepenpage is spectaculair, verwacht mag worden dat hij op steeds meer plekken zal gaan opduiken.
Tot voor kort leek dit een uiterst zeldzame standvlinder. Nieuw onderzoek heeft echter duidelijk gemaakt dat de soort hoogstwaarschijnlijk al die tijd over het hoofd gezien is. In Zuid-Limburg komt hij voor op tientallen plekken, en ook daarbuiten is hij gevonden in de Achterhoek, Noord-Brabant (vooral veel in Eindhoven), Gelderland en zelfs in Amsterdam en Flevoland. Het is niet ondenkbaar dat er nog meer nieuwe locaties zullen worden gevonden.
Vroeger werd de iepenpage gezien als een honkvaste vlinder, maar inmiddels is duidelijk dat de soort goed in staat is om plekken te koloniseren die tot tientallen kilometers verwijderd kunnen zijn van de bekende locaties.
Verspreiding tot 1984
In Nederland is de iepenpage altijd een zeldzame soort geweest; in totaal zijn er slechts 93 waarnemingen van 105 individuen bekend. Er waren toen populaties in Zuid-Limburg en waarschijnlijk ook bij Nijmegen en Arnhem. Vooral op de Bemelerberg heeft een flinke populatie gezeten en zijn meerdere keren tientallen vlinders gezien. Van de waarnemingen uit Zuid-Beveland, Friesland en Noordwijk is niet te achterhalen of dit zwervers dan wel standvlinders waren. Het lijkt erop of er tussen 1925 en 1990 minder vlinders gevonden zijn, al blijft het lastig goed in te schatten, omdat de soort moeilijk te vinden kan zijn. Als gevolg van de iepziekte werden veel iepen gekapt. Weliswaar werden er nieuwe iepen aangeplant, maar jonge bomen dragen geen vrucht en zijn nog niet geschikt als waardboom. In 1984 verdween hij van de Bemelerberg - en leek in de jaren tachtig uit Nederland te zijn verdwenen.
Nieuwe vondsten
De soort is door zijn verborgen levenswijze echter lastig te vinden en bleek toch nog op een klein aantal plaatsen in Zuid-Limburg voor te komen. In 1992 en 1993 werden in een stadspark in Heerlen rupsen en poppen gevonden. Nader onderzoek wees uit dat er nog een tweede populatie op twee kilometer afstand aanwezig was. Beide populaties zaten in een pluimiep (U. glabra f. exoniensis). Deze iep is tamelijk resistent tegen de iepziekte en is dan ook minder vaak gekapt. Vooral na 2000 dook de iepenpage op steeds meer plekken op en inmiddels is de soort alleen nog niet in Zeeland en de drie noordelijke provincies gemeld. Vooral in steden en dorpen worden veel iepenpages gevonden, zoals ook in Amsterdam. In het buitengebied zijn iepen minder talrijk, maar bijvoorbeeld in de Achterhoek komt de soort inmiddels bijna overal voor waar iepen staan. Ook bijzonder was de vondst in Flevoland. Verwacht mag worden dat de iepenpage de komende jaren op steeds meer plekken gevonden zal worden.
De iepenpage komt in bijna geheel België voor. Ook daar is de soort na 2000 op veel nieuwe plekken gevonden.
Op Europese schaal is de soort niet bedreigd en over het algemeen is het voorkomen stabiel. Uit Groot-Brittannië, België en Duitsland wordt ook een achteruitgang gemeld. De iepenpage staat op de Vlaamse en Waalse Rode Lijst.
De Iepenpage komt voor van Zuid-Scandinavië en Zuidoost-Brittannië tot Spanje, delen van Italië en Griekenland en van het Iberisch schiereiland tot de Baltische staten, maar is nergens algemeen.
Onderstaande diagrammen tonen de veranderingen van de talrijkheid in de loop van de tijd. De gegevens zijn afkomstig uit het Landelijk Meetnet Vlinders (CBS / De Vlinderstichting) en de Nationale Databank Flora en Fauna.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Iepen in (vochtige) bossen, bosranden, parken en grotere tuinen.
De iepenpage heeft geen groot leefgebied nodig en kan al voorkomen op plaatsen waar enkele iepen bij elkaar staan. Er zijn populaties bekend die slechts één boom ter beschikking hebben. De vlinder leeft vooral bij bloeiende en vruchtdragende bomen of op relatief jonge iepen. Geschikte bomen worden doorgaans gevonden in (vochtige) bossen, bosranden, parken en grotere tuinen.
Waardplanten zijn diverse soorten iep, zoals gladde iep, ruwe iep en sommige cultivars.