Eind mei-begin augustus in één generatie. De vlinders leven vooral hoog in de bomen, maar komen soms naar beneden om te drinken van mest en kadavers.
Rups: eind juni-half juni. De rupsen eten het bladgroen vanaf de top van het blad, maar laten de nerven intact. De soort overwintert als halfvolgroeide rups in een overwinteringsnest dat de rups gemaakt heeft door een blad af te snijden, dit aan een twijgje te bevestigen en de uiteinden samen te spinnen. De verpopping vindt plaats aan de basis van een blad.
ei-afzet
Het vrouwtje legt de eitjes op de top en de rand van bladeren van een tot drie meter hoge bomen die aan de rand van het bos groeien, liefst aan de oost- of zuidzijde. Bladeren van de onderste en buitenste takken hebben de voorkeur.
rups en verpopping
De rups eet het bladgroen vanaf de top van het blad, maar laat de nerven intact. Hij rust langs de hoofdnerf. De rups overwintert in een hibernaculum dat hij maakt door een deel van het blad af te snijden, dit aan een twijgje te bevestigen en de uiteinden samen te spinnen. Tijdens de overwintering verliest de rups veel vocht en krimpt aanzienlijk. De pop hangt aan de basis van een blad.
vlinders
De vlinders vliegen vanaf juni en bevinden zich doorgaans in de toppen van bomen. Zo nu en dan komen ze naar benenden om zich te voeden met mest, sap uit dode dieren, honingdauw en boomsappen; bloemen worden nauwelijks bezocht. De dichtheid op de vliegplaatsen is vrij laag, circa 0,25 tot 4 per hectare. De vlinders scholen wel eens samen bij een grote opvallende boom die boven de andere van het bos uitsteekt.
Poplar Admiral
Grosser Eisvogel
Grand Sylvain
nijmeegse kapel
Nymphalis populi, Limenitis populiputata
Waarschijnlijk komt de naam van de ijsvogelvlinders van de associatie met ijsvogels die ook in vochtige bossen langs beken vliegen.
Limenitis: lemenitis een verzamelnaam voor de goden die de havens beschermen.
populi: Populi is het plantengenus populier.
(Linnaeus, 1758)
Voorvleugellengte: 32-43 mm. De bovenkant van de vleugels is donkerbruin, met langs de achterrand een rij oranje maanvlekken. Bij het vrouwtje is de witte middenband op de bovenkant van de achtervleugel breed en duidelijk; bij het mannetje ontbreekt deze band of is de band veel smaller.
Tot 50 mm; lichaam groen met een purperachtig bruine tekening op rug en flanken en een okerkleurige band langs de spiracula; het tweede segment draagt twee grote doornachtige uitsteeksels op de rugzijde; segment drie en de daarop volgende segmenten dragen kleinere doorns; kop bruin of zwartachtig, met twee stompe doorns op de bovenzijde.
Zie de kleine ijsvogelvlinder.
De oorzaak van het verdwijnen van de grote ijsvogelvlinder is niet geheel duidelijk. Mogelijk speelt een rol dat het kappen van bomen in populierenbossen is verminderd. Daardoor ontwikkelt zich geen nieuwe opslag en verdwijnen de geschikte boompjes waarop de eitjes worden afgezet. Ook kan het vervangen van ratelpopulieren door andere populierensoorten, die als waardplant ongeschikt zijn, van invloed zijn.
Het is gewenst dat op geschikte plaatsen in Zuid-Limburg weer meer open loofbos komt. Na het herstel dienen zowel grote, markante bomen aanwezig te zijn als jonge ratelpopulierenopslag op zonnig gelegen luwe plekjes in de bosrand. Wellicht kan de soort profiteren van de ontwikkeling van ooibossen langs de Maas. Op de geschikte vliegplaatsen moeten geen nestkastjes voor mezen worden opgehangen; uit onderzoek blijkt dat mezen een van de belangrijkste vijanden van de rupsen zijn.
Toekomst
Omdat niet duidelijk is waardoor de grote ijsvogelvlinder is verdwenen, is de toekomstverwachting somber.
De grote ijsvogelvlinder is een sinds 1972 verdwenen standvlinder. Vroeger kwam de soort voor in Zuid-Limburg. Andere meldingen konden nooit worden bevestigd met een foto of door derden.
De grote ijsvogelvlinder is een grote sterke vlinder, maar het is onduidelijk hoe mobiel hij buiten zijn directe leefgebied is.
In Nederland is de grote ijsvogelvlinder altijd een zeldzame soort geweest. Pas in 1909 komen de eerste zekere waarnemingen. In de daaropvolgende twintig jaar nam het aantal bekende vliegplaatsen toe, vooral in Zuid-Limburg. Daarna ging de soort achteruit en verdween op veel plaatsen. Omstreeks 1945 was er nog slechts een gering aantal locaties en het aantal vlinders dat in deze periode werd gezien is zeer klein.
De laatste zekere waarnemingen, omdat de vlinders verzameld zijn, komen uit 1967 en 1972 bij Gulpen. Of daar in die tijd een (tijdelijke) populatie zat is niet duidelijk. Daarna zijn er enkel waarnemingen zonder bewijs en het is moeilijk deze op waarde te schatten. Vrijwel elk jaar duiken waarnemingen van de grote ijsvogelvlinder op, maar nooit vergezeld van een foto of ander bewijs. Daarmee geldt de grote ijsvogelvlinder, in ieder geval sinds 1972, als verdwenen uit ons land.
Op Europese schaal is de grote ijsvogelvlinder niet bedreigd en over het algemeen is het voorkomen stabiel. Uit België en Duitsland wordt echter een sterke achteruitgang gemeld. De grote ijsvogelvlinder is verdwenen uit Vlaanderen. In Wallonië staat hij op de Rode Lijst en de soort is zeer lokaal te vinden in de Fagne-Famenne-Calestienne, de Ardennen en de Lorraine. Ook in Duitsland staat hij op de Rode Lijst.
De grote ijsvogelvlinder komt voor in grote delen van Midden en Oost-Europa.
Onderstaande diagrammen tonen de veranderingen van de talrijkheid in de loop van de tijd. De gegevens zijn afkomstig uit het Landelijk Meetnet Vlinders (CBS / De Vlinderstichting) en de Nationale Databank Flora en Fauna.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Open, matig vochtige loof- en gemengde bossen met ratelpopulieren.
Dergelijke gemengde bossen zijn vooral te vinden aan de voet van hellingen in Zuid-Limburg. Daar is het klimaat vochtig en de bodem vrij voedselrijk. De vlinders vliegen vooral op open, zonnige plaatsen die luw liggen. Belangrijk is de aanwezigheid van een hoge, markante boom waar de mannetjes samenscholen en van jonge populieren waarop de eitjes worden afgezet.
Waardplant is de ratelpopulier; op Terschelling werd ook zwarte populier gebruikt.
Blijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting