Half juni-begin augustus in één generatie; mogelijk soms een partiële tweede generatie van half augustus-half september.
Rups: september-juni. De rups is goed gecamoufleerd en rust overdag in een schorsspleet of stijf tegen een tak aangedrukt. De soort overwintert als rups. De verpopping vindt plaats in een stevige cocon.
Pappelglucke
la Feuille-Morte du peuplier
Lasiocampa populifolia, Bombyx populifolia
De wetenschappelijke soortnaam populifolia duidt op de gelijkenis van de vlinder in rust met een blad van de populier.
Gastropacha: gaster is een buik en pakhus is dik. Gedoeld wordt op het dikke lijf van de vlinder.
(Denis & Schiffermüller, 1775)
Voorvleugellengte: ♂ 22-25 mm, ♀ 30-35 mm. Deze soort lijkt een verkleinde uitgave van het eikenblad (G. quercifolia) met eveneens een vooruitstekende, door de palpen gevormde ‘snuit’ en ook een enigszins geschulpte achterrand. Het populierenblad is lichter en geler van kleur. De dwarslijnen bestaan uit losse vlekjes. Een bijzonder kenmerk is de zwarte lijn die over het midden van de bovenkant van de kop en het borststuk loopt. De variatie in kleur van deze soort is gering; soms is het zoomveld, of een groter deel van de vleugel, enigszins grijsachtig met een paarse zweem.
Zie het eikenblad (G. quercifolia).
Zwarte herfstspinner (Poecilocampa populi), espenblad (Phyllodesma tremulifolia), eikenblad (Gastropacha quercifolia) en kersenspinner (Odonestis pruni).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Zeer zeldzaam. Van deze soort zijn vanaf 2008 slechts enkele waarnemingen bekend uit Zeeland en Noord-Holland. RL: ernstig bedreigd.
Zeer zeldzaam en achteruitgegaan. Slechts enkele recente waarnemingen uit Limburg, Vlaams-Brabant en Namen. Vroeger ook waargenomen in Oost-Vlaanderen en Antwerpen en alle Waalse provincies.
De soort staat als Ernstig Bedreigd op de Rode Lijst van Vlaanderen (Veraghtert et al. 2023).
Van het noorden van het Iberisch schiereiland oostwaarts via het gematigde en deels het subtropische gebied naar Oost-Azië (China en Japan) waar veel vormen van deze soort voorkomen. De noordelijke grens loopt over Zuid-Finland, de zuidelijke over Zuid-Italië, de noordelijke Balkan en de Zwarte Zeekust. Niet in Scandinavië (wel in Denemarken) en niet op de Britse eilanden.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Lanen met oude populieren, veelal in een kleinschalig landschap.
Vooral ratelpopulier, maar ook andere populieren.
Actualiteiten
Ontdek meerWord donateur
Steun De Vlinderstichting