Juni-begin augustus in één generatie; in gunstige jaren soms een partiële tweede generatie in de tweede helft van september. Zowel de mannetjes als de vrouwtjes komen op licht. De vlinders nemen geen voedsel op en komen dus niet op smeer.
Rups: september-juni. De soort overwintert als halfvolgroeide rups op een twijg van de waardplant. De verpopping vindt plaats in een stevige cocon.
Pflaumenglucke
la Feuille-Morte du prunier
grote visstaart, pruimeblad, pruimspinner
Bombyx pruni, Lasiocampa pruni
De rupsen van de Spinner-familie spinnen een meer of minder stevige cocon om in te gaan verpoppen.
De kersenspinner heeft prunussoorten als waardplant met voorkeur voor de kers.
(Linnaeus, 1758)
Voorvleugellengte: ♂ 22-25 mm, ♀25-30 mm. Deze spinner is goed te herkennen aan de roodachtig geelbruine voorvleugel met een duidelijke scherp afstekende witte middenvlek. De zwartachtige centrale dwarslijnen steken eveneens duidelijk af en zijn fraai regelmatig gebogen. De dunnere roodachtig bruine golflijn is geschulpt. Vooral in het zoomveld vallen de donkere aderlijnen op. De achterranden van de vleugels zijn fijn gekarteld. De achtervleugel is iets lichter van kleur dan de voorvleugel en soms zijn daarop twee onduidelijke dwarslijnen zichtbaar. Ook bij deze spinner steekt de achtervleugel in rust vaak iets onder de voorvleugel uit. Beide geslachten hebben geveerde antennen, maar die van het mannetje zijn sterker geveerd dan die van het vrouwtje.
De kleine hageheld (Lasiocampa trifolii) en de hageheld (Lasiocampa quercus) hebben in plaats van scherp afstekende donkere dwarslijnen licht afgezette (niet altijd zichtbare) dwarslijnen op de voorvleugel. Ook missen ze de gekartelde achterrand.
Zwarte herfstspinner (Poecilocampa populi), espenblad (Phyllodesma tremulifolia), populierenblad (Gastropacha populifolia) en eikenblad (Gastropacha quercifolia).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Zeer zeldzaam. Er zijn verspreid over het land enkele waarnemingen bekend.
Zeer zeldzaam. Nagenoeg uitgestorven in Vlaanderen (een waarneming in Limburg (2013)) en in Wallonië beperkt tot de provincies Namen en Luxemburg (kalkstreek en de Gaume).
De soort staat als Regionaal Uitgestorven op de Rode Lijst Vlaanderen (Veraghtert et al. 2023).
Van het noorden van het Iberisch schiereiland oostwaarts via het gematigde gebied naar Oost-Azië (China en Japan). Ook in zuidoost-Finland, niet op de Britse eilanden (wel in Denemarken). In het zuiden tot het Middellandse Zeegebied, inclusief Italië en de Balkan tot de Zwarte Zee.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Bossen, struwelen en boomgaarden.
Diverse loofbomen en struiken, met een voorkeur voor prunussoorten zoals sleedoorn, pruim en zoete kers.
Word donateur
Steun De Vlinderstichting