Begin mei-eind augustus in één, soms twee generaties. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken bloemen.
Rups: mei-september. De soort overwintert als pop in een cocon in de grond.
Feuchtwiesen-Kräutereule
Hadena splendens, Diataraxia splendens, Mamestra splendens
De w-uilen zijn Lacanobia-soorten en hebben tegen de achterrand van de voorvleugel een duidelijke w.
Deze w-uil echter heeft geen w maar is wel een Lacanobia. Deze soort heeft moerassen en andere vochtige gebieden als habitat.
Lacanobia: een foute schrijfwijze van lachanobia; lakhana is groenten en bioo is leven. Het oorspronkelijke genus was uitgebreider en omvatte ook een aantal groente-eters, zoals M. brassicae.
(Hübner, 1808)
Voorvleugellengte: 17-20 mm. In tegenstelling tot de andere Lacanobia-soorten valt de W in de fijne geel- tot grijsachtige golflijn vaak niet erg op. De grondkleur van de voorvleugel is warmbruin, meestal met een vrij zware rood- tot rozeachtig bruine bestuiving; doorgaans is een duidelijke dunne middenschaduw aanwezig. De niervlek is meestal witachtig gevuld. De doorgaans zwakke centrale dwarslijnen zijn enigszins getand. Langs de binnenzijde van de golflijn ligt een donkere schaduw die gevolgd wordt door een vrij brede lichte zone.
Zie de groente-uil (L. oleracea).
Variabele w-uil (Lacanobia suasa) en groente-uil (Lacanobia oleracea).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Zeldzaam. Komt vooral voor in de laagveengebieden in de westelijke helft van het land, Friesland en Noordwest-Overijssel, en kan op sommige vliegplaatsen vrij talrijk kan zijn. RL: bedreigd.
Zeer zeldzaam. Naast een vindplaats in de Antwerpse Kempen en de Gaume is er een losse waarneming uit het Pajottenland.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Van het noorden van het Iberisch schiereiland via Midden-Europa en de gematigde zone tot Oost-Azië. Naar het noorden tot de kusten van de Noordzee en van de Oostzee en tot de Baltische staten. Naar het zuiden tot het noorden van het Middellandse Zeegebied, het Pontisch gebergte en Klein-Azië tot de Kaukasus en verder tot Midden-Azië.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Diverse moerasplanten, waaronder vooral moerasvaren en bitterzoet. Ook heelblaadje, zuring en wederik.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting