Deze soort heeft twee generaties en vliegt van half juni-begin juli en vanaf eind juli, via de overwintering, tot in mei.
Rups: juli-augustus en mei-begin juni. De soort overwintert als vlinder.
Salweiden-Wicklereulchen
De vlinder van deze soort heeft weliswaar een eenvoudige kleurstelling maar de tekening is heel fraai. De enige waardplant is wilg.
Nycteola: nux, nuxtos is nacht en eos is dageraad. De soort vliegt in de vroege achtend. Het is ook mogelijk dat de uitgang -eola gezien moet worden als een niet alledaagse verkleiningsvorm.
degenerana: degener is uit de race stappen. Hübner beschreef deze soort als een tortrix (-ana) en mogelijk zag hij ook wel in dat dat eigenlijk niet juist was.
(Hübner, 1799)
Voorvleugellengte: 12-13 mm. Dit visstaartje heeft dezelfde karakteristieke vleugelvorm als de variabele eikenuil (N. revayana). De voorvleugel heeft een bont patroon van zwartachtige, donkergrijze, bruine en witte kleuren. De vleugelwortel en het middenveld zijn altijd nagenoeg donker van kleur, de tussenliggende zone en het zoomveld hebben een variabele, zwartachtige vlekkerige tekening en donkere spikkeling op een lichte, vaak witte ondergrond.
Zie de variabele eikenuil (N. revayana).
Van deze zwerver zijn slechts enkele waarnemingen bekend. De laatste dateert uit 1919 in Bussum.
Deze soort komt niet in België voor.
Ssp. eurasiatica (Dufay, 1961) vliegt van Oost-Azië (Japan) tot Oost-Europa (Baltische staten, Oost-Pruisen). Ssp. degenerana leeft in grote delen van Midden- en Noord-Europa, maar overal zeer lokaal: Roemeense Karpaten, Polen, Duitsland, Denemarken, Zuid-Noorwegen, Zuid- en Midden-Zweden, Midden-Finland, Oostenrijk, Zwitserland, Noord-Italië, Oost-Frankrijk (Vogezen, Rhône, Savoie), maar ontbreekt in het Middellandse zeegebied. Het voorkoemn in Groot-Britannië moet nog worden vastgesteld; er is slechts één zeker bewijsstuk voor handen (Brethertotn, Goater & Lorimer, 1983) zoals trouwens ook van andere gebieden slechts enkele bewijsstukken beschikbaar zijn. In het van het hoofdareaal gescheiden gebied van Zuidwest-Frankrijk (Pyreneeën, Landes, Gironde) vliegt ssp. hesperica (Dufay, 1958).
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Bosranden, open plekken in het bos, struwelen en rivieroevers.
Wilg.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting