dinsdag 4 mei 2021
Toen ik klein was, was de dag om het oranjetipje te zien 30 april, toen nog Koninginnedag. Eind april was toen de top in de vliegtijd van deze echte voorjaarsvlinder. Door klimaatverandering is die vliegtijd inmiddels weken naar voren gegaan, maar door de lage temperaturen in april is het oranjetipje dit jaar begin mei nog overal te vinden. Hoe leeft het oranjetipje?
Oranjetipjes horen bij de familie van de witjes. Die zijn soms nogal lastig uit elkaar te houden, maar dat geldt niet voor de mannetjes van het oranjetipje. De prachtig feloranje top van de vleugel valt erg op: niet te verwarren met andere vlinders. Voor vrouwtjes gaat dat niet op, want daarbij ontbreekt het oranje op de vleugel. Ze zijn wit van boven met een zwarte vleugelpunt, precies als de koolwitjes.
Vliegend zijn ze dan ook niet makkelijk uit elkaar te houden. Zit ze stil en met de vleugels omhoog, dan zie je de prachtige olijfgroene tekening op de onderzijde. De bijnaam van dit vlindertje, peterselievlinder, is afgeleid van die onderkant.
Elke dag vliegt het mannetje oranjetipjes kilometers ver. Hij is op zoek naar vrouwtjes. Niet in een rechte lijn van dorp A naar dorp B, maar vaste routes langs bosrandjes en over bloemrijke graslanden. Als je zo'n mannetje met oranje vleugeltippen ziet langsvliegen, komt hij vaak een aantal minuten later weer langs. De hele dag 'patrouilleert' hij.
Voor ons zijn die vrouwtjes niet makkelijk te herkennen, maar dat geldt ook voor de mannetjes. Vliegend door een mooi vochtig graslandje langs een bosrand ziet hij in de verte al snel een wit vlindertje fladderen. Dat zou best een vrouwtje kunnen zijn! In volle vaart vliegt hij er naartoe en inspecteert de vlinder. Als het een koolwitje betreft, ruikt hij dat vrij snel. Dan zal hij zijn aandacht snel verliezen en op zoek gaan naar een volgende witte vlinder. Het wordt dan ook hoog tijd voor een vlinderherkenningscursus voor oranjetipmannen.
Na de nodige miskleunen met koolwitjes heeft ons mannetje nu een echt vrouwtje in de gaten. Daar besteedt hij direct veel aandacht aan, want wie weet wil zij wel met hem paren.
In een baltsvlucht vliegt hij om haar heen. Maar… het is niet zijn geluksdag, want het vrouwtje blijft zitten, steekt haar achterlijf omhoog en klappert met de vleugels. Dat is duidelijke taal voor het mannetje: "Ik wil je niet!" Dat heeft niets te maken met de aantrekkingskracht van het mannetje, maar gewoon met effectief met je tijd omgaan. Dit vrouwtje heeft vast en zeker al gepaard en haar eitjes zijn al bevrucht. Het zou verspilling van kostbare tijd zijn als ze zich nu ook met dit mannetje ging bezighouden. Ook voor het mannetje geldt dat. Het is zonde van zijn tijd en energie.
Na de afwijzing en de geur van nog een paar koolwitjes heeft het mannetje nu een vrouwtje gevonden dat nog niet gepaard heeft. Zij zal hem dan ook niet afwijzen. Samen maken ze een baltsvlucht om de 'relatie' te bevestigen. Dan begint de paring, die zo'n 20 minuten duurt. Na de paring gaat het mannetje gewoon op zoek naar het volgende vrouwtje. Ze paren meerdere keren in hun leven.
Voor het vrouwtje is een paring genoeg. Haar eitjes zijn nu bevrucht en het is zaak om voldoende nectar te verzamelen zodat ze straks, als de eitjes ontwikkeld zijn, voldoende energie heeft om veel te vliegen om ze af te zetten. We zien het vrouwtje drinken op allerlei nectarplanten. Pinksterbloem is een goede, maar ook de echte koekoeksbloem, paardenbloem of distels zoals kale jonker zijn in trek. Ze vliegt direct en zonder dralen, landt op de bloem en begint met haar roltong de nectar te drinken.
Na een poosje verandert het vlieggedrag van het vrouwtje. Niet meer in rechte lijn van bloem naar bloem, maar 'krioelen op de vierkante meter'. Ze vliegt kleine stukjes, zigzagt door de plantengroei, landt regelmatig op een plant en kruipt daarop rond. Dat gedrag is typisch voor een vrouwtje dat eitjes af wil zetten. Ze zijn daar namelijk meestal zeer precies in.
Dit vrouwtje wil zeker weten dat haar nakomelingen goede omstandigheden treffen. Ze zal ze overigens nooit zien, want als de eitjes uitkomen is zij al lang dood. In een vochtig pinksterbloemgraslandje zet ze eitjes af op pinksterbloem, maar niet op alle planten. Ze kiest vooral de pinksterbloemen in de buurt van de bosrand of ruigte. Maar ook in de bosrand is lang niet elke plant geschikt. Ze kiest planten met veel bloemen en bloemknoppen. De plant mag niet al zijn uitgebloeid, maar ook niet te jong zijn.
Als dit klopt, kijkt, en vooral ruikt, ze of een ander vrouwtje haar al is voor geweest. Want als twee rupsen elkaar op een pinksterbloem tegenkomen, eet de grootste de kleinste op. Het vrouwtje 'weet' dat haar rups kleiner zal zijn dan die uit het al eerder afgezette eitje zal komen, dus laat ze de plant links liggen. Heeft ze een pinksterbloem in de bosrand met veel bloemen en bloemknoppen gevonden zonder andere eitjes, dan zet ze er één eitje af. Dan hoeft ze er nog maar 99… Logisch dat ze zo effectief met haar tijd wil omgaan.
Waarom het vrouwtje zo kritisch was, zien we een paar weken later, als het eitje uitkomt. De rupsen eten niet van het blad of de stengel van de pinksterbloem, maar van de zaden en zaaddozen. Het vrouwtje heeft eitjes afgezet op een plant met zodanige knoppen dat als het rupsje uit het ei kruipt er net lekker vers en mals zaad aan de plant zit. Een jonge rups van anderhalve millimeter kan het oudere taaiere zaad niet verteren. Die verse zaden zijn erg voedzaam en de rupsen groeien hard.
In de loop van juni zijn de rupsen volgroeid. Nu moeten ze verpoppen. Als ze aan de waardplant pinksterbloem gaan hangen, zullen ze het niet overleven, want die plant sterft binnen een paar weken helemaal af. Ook andere plekken in het grasland zijn niet echt veilig, want er wordt begraasd of gemaaid. De pop moet een maand of negen of tien blijven hangen: tot het volgende voorjaar eind maart, begin april. Pas dan kruipt de nieuwe vlinder uit de pop.
Nu begrijpen we waarom het vrouwtje voornamelijk eitjes afzet in de buurt van bomen en struiken of ruigte. Het is een veilige plek: die struiken blijven namelijk normaal gesproken in de winter wel staan. De rups kruipt er vanaf zijn voedselplant naartoe. Daar, aan een houtige stengel, verandert de rups in een mooie pop, die door zijn vorm wel wat lijkt op een doorn of afgebroken takje. Op deze plaats blijft deze al die maanden hangen alvorens ergens eind maart, begin april te ontpoppen.
Oranjetipje nu als rups te vinden
9-mei-2023