dinsdag 7 mei 2013
Begrazing met runderen, paarden of schapen is niet weg te denken bij het beheer van heidegebieden. Dat begrazing goede resultaten kan opleveren was wel al duidelijk, maar over de effecten op de fauna was nog weinig bekend. Daarom voerde De Vlinderstichting in samenwerking met anderen een onderzoek uit naar de effecten van begrazing.
De resultaten van het onderzoek werden deze week gepresenteerd voor de terreinbeheerders uit Zuid-Nederland en Vlaanderen tijdens een workshop op de Strabrechtse heide. Belangrijkste conclusie van het onderzoek is dat de uitvoering van begrazing een kwestie van maatwerk is.
Het onderzoek werd uitgevoerd met subsidie van de Provincie Noord-Brabant door De Vlinderstichting, Stichting EIS, RAVON, Sovon en Stichting Bargerveen. En met de welwillende medewerking van Staatsbosbeheer en het Brabants Landschap.
Vooral voor reptielen, broedvogels en bedreigde vlinders als het gentiaanblauwtje zijn er zorgen over de negatieve effecten van begrazing. En voor veel insectengroepen was er nog überhaupt nauwelijks kennis. Via onderzoek op basis van tijdreeksen uit monitoring en losse waarnemingen en met nieuw veldonderzoek is daar voor de Brabantse heideterreinen nieuw licht op geworpen. Bij het veldonderzoek werden naast vlinders en levenbarende hagedissen ook insecten als sprinkhanen, mieren, bijen en zweefvliegen onderzocht.
Op de droge heide zijn er met name veel warmteminnende soorten die profiteren van vrij intensieve begrazing. Dit geldt voor de tapuit en de heivlinder maar ook voor de veldkrekel en minder bekende insecten als de diefmier. De diefmier komt zelfs alleen voor in een zeer intensief begraasd weekendraster van de schaapskudde op de Strabrechtse heide. Op de natte heide komen meer soorten voor die alleen baat hebben bij een lichte graasdruk. Dit geldt bijvoorbeeld voor het gentiaanblauwtje, de moerassprinkhaan en de veenmier. Voor de levendbarende hagedis en de heidecicade is begrazing echter al gauw te intensief. En voor bloembezoekende insecten is vanwege het bloemenaanbod de timing van begrazing cruciaal.
Slim begrazen is dus het devies voor de praktijk. Dat kan bijvoorbeeld door gescheperde begrazing, dus een schaapskudde met een herder die weet waar wel en niet gegraasd moet worden. Het kan ook door te werken met tijdelijke rasters. Zo was de insectenrijkdom, inclusief het gentiaanblauwtje, opmerkelijk hoog in een zeer intensief begraasde natte heide, waar de schaapskudde uit wordt geweerd in de zomermaanden. Ook combinaties van grazen met andere maatregelen zijn succesvol. Zo kan overmatige vergrassing van heide met pijpenstrootje worden bestreden door in de nawinter kleinschalig te branden en de hergroei vervolgens af te laten grazen.
De toepassing van ´slimme begrazing´ in de praktijk blijkt goed mogelijk en een bredere toepassing ervan is een grote uitdaging voor het natuurbeheer. En voor het onderzoek – want er zijn nog veel kennisvragen over. Het succes ervan is in elk geval afhankelijk van een goede terugkoppeling tussen de monitoring van indicatorsoorten zoals gentiaanblauwtje, veldkrekel en de levendbarende hagedis, en een flexibele inzet van het grazende vee. Maar ook zal de Subsidieregeling Natuur en Landschap (SNL) voor natuurbeheer deze flexibiliteit mogelijk moeten maken, bijvoorbeeld door de inzet van schaapskuddes te ondersteunen.
Download het volledige rapport
Alternatieven voor plaggen
23-jan-2015
Grazers en vlinders; zoek de balans
23-jan-2024