donderdag 10 juli 2014
Insectenetende vogels als boerenzwaluw en veldleeuwerik gaan sterker achteruit in gebieden met hoge concentraties van de neonicotinoïde imidacloprid in het oppervlaktewater. Dit blijkt uit een analyse van drie grote datasets. Biologen van de Radboud Universiteit en van Sovon publiceerden hun onderzoek 9 juli in het tijdschrift Nature.
Veel vogels die afhankelijk zijn van het boerenland lopen al jaren in aantal terug, zo blijkt uit tellingen van het Broedvogel Monitoring Project (BMP). Er zijn echter verschillen in teruggang van gebied tot gebied. Het gaat voor het merendeel om vogels die afhankelijk zijn van slootkanten, perceelsranden en landschapselementen waar zij hun voedsel bij elkaar scharrelen.
De gegevens uit het BMP werden vergeleken met twee andere grote datasets: die met waterkwaliteitsmetingen van de waterschappen en met gegevens over landbouwgebruik van het CBS. Veel voor vogels belangrijke insecten brengen een deel van hun leven in het water door. Uit de vergelijking kwam een duidelijke trend naar voren: hoe meer imidacloprid er in het oppervlaktewater zit, hoe sterker de vogels in aantal afnemen. In gebieden met een hogere concentratie dan 20 nanogram waarvoor gegevens beschikbaar waren, was de teruggang van de vijftien onderzochte vogelsoorten gemiddeld 3,5 % per jaar.
De wijze waarop de stof imidacloprid de schade veroorzaakt is nog niet goed bekend. Zeer waarschijnlijk loopt de route via insecten. Zoals bekend gaan vlinders en andere insectengroepen sterk in aantal achteruit. Deze achteruitgang kan een gebrek aan voedsel voor insectenetende vogelsoorten in agrarische gebieden veroorzaken. De veldleeuwerik bijvoorbeeld voert veel vlinders en spinnen aan haar jongen.
De Europese Commissie heeft in december 2013 een tweejarig moratorium ingesteld met betrekking tot het gebruik van neonicotinoïden, maar slechts voor enkele gewassen. Staatssecretaris Sharon Dijksma heeft in april moties over het verminderen van het gebruik van deze groep stoffen naast zich neergelegd wegens gebrek aan bewijs voor de nadelige effecten. Titia Wolterbeek, directeur van De Vlinderstichting: ”Deze overtuigende studie zet het debat over het gebruik van neonicotinoïden weer op scherp. De nu aangetoonde negatieve effecten van deze bestrijdingsmiddelen, niet alleen op vlinders maar ook op vogels, moeten voor staatsecretaris Dijksma aanleiding zijn om haar besluit te heroverwegen.”
Lees hier het artikel in Nature.