klein koolwitje Pieris rapae

Familie

witjes (PIERIDAE)

Zeldzaamheid

Een zeer algemene standvlinder die verspreid over het hele land voorkomt.

Rode lijst

thans niet bedreigd

Meer foto's

Terug naar boven ^

Levenswijze

Vliegtijd en gedrag

Eind maart-begin juni, half juni-begin september en half juli-half oktober in drie generaties; de tweede en derde generatie overlappen elkaar gedeeltelijk. In zeer gunstige jaren kan zelfs een vierde generatie optreden, die van eind september tot begin november vliegt.

Levenscyclus

Rups: eind mei-half juli en half augustus-begin oktober. De grotere rupsen eten vooral uit het hart van de koolplant en kunnen daardoor schade veroorzaken. De verpopping vindt plaats onder een natuurlijk of kunstmatig dakje. De soort overwintert als pop.

ei-afzet
Om een geschikte plaats te vinden waar de eitjes worden afgezet, kan het vrouwtje vrij ver zwerven. Zij heeft een voorkeur voor planten die groeien op beschutte, zonnige plaatsen in een vrij open vegetatie aan bosranden of in de buurt van hagen. Het klein en groot koolwitje verschillen weinig in keuze van de soort waardplant, maar het klein koolwitje heeft een voorkeur voor kleinere planten die op meer beschaduwde plaatsen groeien. Eitjes worden afzonderlijk afgezet, soms in zeer kleine groepjes, zowel op de boven- als de onderkant van het blad. Soms zit het vrouwtje op de onderkant van het blad en zet een eitje met gekromd achterlijf op de bovenzijde af, maar het komt ook voor dat het eitje midden op het blad wordt afgezet.

rups en verpopping
Jonge rupsen leven solitair of in kleine groepjes en zitten meestal op de bovenkant van de bladeren, vaak in de zon. Ze eten vooral de binnenste bladeren van koolplanten en laten daardoor een vraatspoor van ronde gaten achter. Vanaf het derde stadium leven ze meestal in het hart van de plant. Veel rupsen worden geparasiteerd, onder andere door de sluipwesp Apanteles glomeratus. Rupsen van de voorjaarsgeneratie verpoppen zich soms op de waardplant, maar die van volgende generaties verlaten de waardplant en verpoppen zich op beschutte plaatsen, bijvoorbeeld tegen een gevel of een boomstam. De rups overdekt deze plek met dun spinsel en verpopt zich daarop. Het klein koolwitje overwintert als pop.

vlinders
De eerste vlinders vliegen in maart. De dichtheid aan vlinders is hoog, circa 16 tot 76 individuen per hectare. Volwassen vlinders drinken vrij veel nectar. Er zijn in Nederland maar liefst 130 soorten nectarplanten bekend. Het vaakst wordt het klein koolwitje voedselzoekend waargenomen op kool (dus ook als nectarplant), vlinderstruik, akkerdistel en grote kattenstaart. Tijdens de paring draagt het mannetje zowel sperma als voedingsstoffen aan het vrouwtje over. Deze voedingsstoffen worden gebruikt voor de ontwikkeling van de eitjes. Deze extra voedingsstoffen zijn de reden dat monogame vrouwtjes ongeveer veertig eitjes per dag afzetten terwijl vrouwtjes die met verschillende partners hebben gepaard, gemiddeld vijftig eitjes afzetten die bovendien groter zijn.

Verspreiding

Vliegtijd

Benaming

Engelse naam

Small White

Duitse naam

Kleiner Kohlweissling

Franse naam

Petit Blanc du Chou

Oud Nederlandse naam

klein witje, knollewitje, koolwitje

Synoniemen

Artogeia rapae

Meer

Toelichting wetenschappelijke naam

Pieris: Pieris is een van de muzen (Pierides) die op de berg Pierus woonden, dicht bij de Olympus.
rapae: Brassica rapa is raapzaad, een waardplant

Auteursnaam en jaartal

(Linnaeus, 1758)

Herkenning

Kenmerken vlinder

Voorvleugellengte: 21-27 mm. De zwarte vlek op de bovenkant van de voorvleugelpunt loopt langs de vleugelrand niet door tot beneden de zwarte vlek op het midden van de voorvleugel. Bovendien eindigt deze vlek aan de onderkant in een rechte lijn. De aders op de onderkant van de achtervleugel zijn niet grijsgroen bestoven. Zowel het mannetje als het vrouwtje heeft op de voorvleugel twee vlekken; bij het vrouwtje zijn deze vlekken groter en zwarter dan bij het mannetje.

Kenmerken rups

Tot 25 mm; lichaam groen overdekt met fijne korte haartjes, fijn zwart gespikkeld met een smalle, gele lengtestreep over het midden van de rug; een rij gele vlekjes langs de lijn van de witachtige, zwartgerande spiracula; kop groen.

Gelijkende soorten vlinder

Bij het klein geaderd witje zijn de aders op de onderkant van de achtervleugel grijsgroen bestoven; bovendien loopt de zwarte vlek in de voorvleugelpunt geleidelijk naar beneden toe en eindigt deze niet in een rechte lijn. Zie ook het groot koolwitje. Zie voor de verschillen met het scheefbloemwitje de beschrijving van die soort.

Gelijkende soorten rups

Klein geaderd witje (Pieris napi) en scheefbloemwitje (Pieris manii).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).

Verspreiding in Nederland in vier perioden

Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.

Habitat

Diverse biotopen, zoals ruigten, tuinen, parken, dijken, houtwallen, bloemrijke graslanden en bos- en akkerranden.

Planten

Waardplanten zijn wilde en gecultiveerde kruisbloemigen en reseda; in het voorjaar worden de eitjes vooral op wilde plantensoorten gelegd, in de zomer veel vaker op cultivars in (moes)tuinen.

Waardplant

Grijskruid
Berteroa

Kool
Brassica

Zeeraket
Cakile

Pinksterbloem
Cardamine

Zandkool
Diplotaxis

Damastbloem
Hesperis

Reseda
Reseda

Waterkers
Rorippa

Raket
Sisymbrium

Nectarplant

Sleedoorn
Prunus

Tijdschriften

Projecten

Soorten uit dezelfde familie witjes (PIERIDAE)

Alle soorten uit deze familie