Naarmate de gemiddelde temperatuur stijgt op aarde, zullen de klimaatgrenzen opschuiven naar het noorden. Hierdoor verandert de soortensamenstelling van ecosystemen. De temperatuurstijging zorgt bijvoorbeeld voor een stijging van het CO2-gehalte in de lucht waardoor planten sneller kunnen groeien. Ook zorgt de temperatuurstijging ervoor dat er meer warme dagen in een jaar zijn, waardoor de planten langer kunnen groeien. Er ontstaat dus een langer groeiseizoen en daardoor een langere beschikbaarheid van de planten voor bijvoorbeeld rupsen en vlinders. Je zou denken dat dit alleen maar positief is voor de vlinders. Toch kunnen hierdoor leefgebieden ook juist ongeschikt worden voor bepaalde vlindersoorten. Vlinders hebben namelijk in hun levenscyclus soms meerdere vegetatietypen nodig of combinaties hiervan. Wanneer de soortensamenstelling van één van deze vegetatietypen verandert, doordat bepaalde plantensoorten andere gaan wegconcurreren, kan het hele gebied ongeschikt worden voor vlinders. Andersom kunnen echter momenteel ongeschikte gebieden in de toekomst wel geschikt worden voor vlinders.
Naast de effecten van de temperatuurstijging op de leefomgeving, heeft de temperatuurstijging ook een directe invloed op de vlinders. Vlinders zijn koudbloedig en dus afhankelijk van de temperatuur en de zon voor hun activiteiten. De temperatuurstijging zorgt ervoor dat vlinders mobieler worden. Mits er voldoende nectar aanwezig is, zullen ze langer en dus ook verder kunnen vliegen. Dat verhoogt de kans om nieuwe leefgebieden te ontdekken.
Op dit moment is er al een verschuiving te zien van het leefgebied en het voorkomen van bepaalde vlindersoorten. Er zijn soorten die hun leefgebied hebben uitgebreid in Nederland; die kom je nu dus veel vaker tegen dan enkele jaren geleden. De gehakkelde aurelia kwam vroeger bijvoorbeeld alleen in het zuiden van ons land voor, nu kun je hem al bijna in het hele land aantreffen. Een aantal soorten vlinders is zelfs zó in aantal toegenomen dat er van een plaag gesproken wordt. Een van de bekendste voorbeelden is wel de eikenprocessierups. Het andere uiterste zijn de soorten die op het punt staan om te verdwijnen uit Nederland. Dat geldt bijvoorbeeld voor het veenbesblauwtje en de veenbesparelmoervlinder.
Je zou misschien denken dat, nu de vlinders mobieler worden door de temperatuurstijging, het voor de vlinders makkelijker wordt om nieuwe leefgebieden te ontdekken. Niets is echter minder waar. De meeste vlindersoorten kunnen namelijk het noordwaarts opschuiven van hun leefgebied nu al niet bijhouden. Dit komt doordat het landschap meer en meer versnipperd is geraakt. De te overbruggen afstanden zijn te groot, zodat geschikte gebieden verder noordwaarts onbereikbaar zijn. Alleen goede vliegers en ‘generalisten’ (dat zijn de weinig kieskeurige vlinders, 20% van alle vlindersoorten) zijn in staat naar het noorden te verhuizen. De gespecialiseerde, niet-mobiele soorten, kunnen de verschuiving niet bijhouden en zullen verdwijnen.
Uit een recent onderzoek onder 35 Europese vlindersoorten bleek dat 22 daarvan 35 tot 240 km naar het noorden waren opgeschoven.
In Nederland heeft een aantal dagvlindersoorten de grenzen van hun leefgebied, ook wel areaalgrenzen genoemd, naar het noorden opgeschoven. Voorbeelden hiervan zijn de gehakkelde aurelia, de koninginnenpage en de kleine parelmoervlinder.
De soorten die met uitsterven bedreigd worden in Nederland, zijn bijvoorbeeld de drie veenvlinders; het veenhooibeestje, de veenbesparelmoervlinder en het veenbesblauwtje.
In Europa lopen vooral vlinders van hoge berggebieden en eilanden gevaar. In de bergen schuiven de begroeiingzones naar boven, waardoor de habitat van enkele soorten ‘boven de top’ komt te liggen. Soorten die beperkt zijn tot eilanden kunnen er niet af als hun habitat wegschuift.
Doe zelf waarnemingen naar een vlindersoort die zich heeft uitgebreid in Nederland en vergelijk deze gegevens met waarnemingen van voorgaande jaren. Waarnemingen in de vorm van verspreidingskaartjes zijn te vinden op de site van De Vlinderstichting. Hierbij kun je bijvoorbeeld ook familieleden en vrienden betrekken. Samen kun je veel meer gegevens verzamelen!
Ga op zoek naar informatie over de levenswijze van de veenvlinders en van vlindersoorten die wel uitbreiden in Nederland. Vergelijk de levenswijzen en geef een verklaring voor het verschil in uitbreiding.
Ga op zoek naar informatie over Europese vlindersoorten die op een eiland of in de bergen leven. Bedenk welke soorten groot risico lopen om uit te sterven door klimaatverandering.
Je weet nu wat de invloed van klimaatverandering kan zijn op vlinders en rupsen. Bedenk eens wat jij kunt doen om de negatieve effecten van klimaatverandering tegen te gaan en zo rupsen een handje te helpen! (zie stap 3 van het stappenplan).
Veldwerk
Theoretisch
Beschrijvend
Verklarend
Dit is vooral in mei en juli/augustus/september(!) goed te doen, omdat dan de meeste vlinders vliegen.
Activiteiten 2 en 3 zijn het hele jaar door te doen.
'Micro’s' is een afkorting van microlepidoptera; microlepidoptera betekent letterlijk 'familie der kleine vlinders'. Het is een verzamelnaam voor allerlei kleine vlindertjes, die meestal alleen 's nachts vliegen. In Nederland komen zo’n 1300 soorten microlepidoptera voor.
Een effect van de klimaatverandering op de micro’s is te zien aan het verschuiven van de piekvlucht (de dag waarop de meeste micro’s vliegen); tussen 1975 en 1994 is de gemiddelde landelijke temperatuur gestegen met 0,9°C, waardoor de piekvlucht gemiddeld met 11,3 dagen is vervroegd! Deze sterke verschuiving van de piekvlucht wordt vooral veroorzaakt door de hogere temperaturen in de lente.
In Nederland zijn er grote veranderingen bij de micro’s waargenomen. Er komen nu soorten voor die er vroeger niet waren en andersom kun je bepaalde soorten die je vroeger nog in Nederland kon waarnemen, nu niet meer vinden. Voor de micro’s is dus ook sprake van verschuiving van de grenzen van leefgebieden, ook wel areaalgrenzen genoemd.
Het blijkt dat de meeste zuidelijke soorten micro’s in Nederland hun areaalgrens terugtrekken naar het zuiden. Deze soorten leven hier op of vlakbij de uiterste grens van hun verspreidingsgebied en blijken niet bestand te zijn tegen klimatologische en andere veranderingen van hun leefgebied. Deze soorten kunnen in slechte jaren makkelijk op lokaal niveau verdwijnen.
De soorten die al algemeen voorkomen in heel Nederland verschuiven hun areaalgrens naar het noorden en zullen in de toekomst dus in nog grotere getale waargenomen kunnen worden. Op deze manier kunnen ook plagen ontstaan. Een voorbeeld hiervan is de kastanjemineermot (Cameraria ohridella), de rups van deze vlinder veroorzaakt steeds meer overlast in Nederland.
Onderzoek doen naar micro’s is nog niet zo makkelijk, aangezien het gaat om kleine vlindertjes die lastig te vinden zijn. Er zijn echter soorten waarvan er duidelijke sporen te vinden zijn. De rupsen van mineermotten zijn namelijk zo klein dat ze ín bladeren kunnen leven. Ze maken gangen in de bladeren door het bladmoes op te eten, waardoor zogenaamde bladmijnen ontstaan. Elke soort knaagt een specifiek patroon in het blad waaraan ze te herkennen zijn.
Ga op zoek naar informatie over de levenswijze van de kastanjemineermot en de plaag die deze rups veroorzaakt in Nederland. Je kunt ook iemand van een gemeente, waar de plaag voorkomt, interviewen.
Ga ook buiten kijken naar de kastanjemineermot. De rupsen van de kastanjemineermot komen voor van midden mei tot in oktober, hierna verpoppen ze in het blad en overwinteren in dit stadium in het afgevallen blad. In het najaar zijn dus de meeste mijngangen te zien.
Je weet nu wat de invloed van klimaatverandering kan zijn op vlinders en rupsen. Bedenk eens wat jij kunt doen om de negatieve effecten van klimaatverandering tegen te gaan en zo micro's een handje te helpen! (zie stap 3 van het stappenplan).
www.bladmineerders.nl
www.microvlinders.nl
Insectenplagen op bomen en klimaatverandering (artikel van Leen G. Moraal (2003). De Levende Natuur 104: 90 – 93.)
Op dit moment bevindt het verspreidingsgebied zich echter al tot in Gelderland en in grote delen van Noord- en Midden-Limburg; daarnaast is de eikenprocessierups ook al gesignaleerd in bijvoorbeeld Zeist en Delft.
De eikenprocessierups (Thaumatopoea processionea) is een behaarde rups die in de maanden mei, juni en juli op eikenbomen in Zuid-Nederland voorkomt. De rupsen leven in groepen bijeen en maken op de stammen of dikkere takken grote nesten. Dit gebeurt vooral aan de zonnige zuidkant van de eikenbomen. Vanuit hun nesten gaan de rupsen 's nachts in processie (vandaar hun naam) op zoek naar voedsel: de eikenbladeren. De vlinder van de eikenprocessierups, de eikenprocessierupsvlinder, is een nachtvlinder die van juli tot begin september vliegt.
De eikenprocessierups houdt van warmte en wanneer het voorjaar warm en droog is kan de soort tot een plaag uitgroeien. De gevolgen hiervan zijn niet alleen nadelig voor de eikenbomen die kaalgevreten worden, maar ook voor de mensen. De eikenprocessierups beschikt namelijk over een heel venijnig afweersysteem; vele microscopisch kleine brandharen, die in de maanden mei/juni naast de normale beharing verschijnen. De brandharen worden bij een ongewenste aanraking actief 'afgeschoten' door de rups. Tevens kunnen de haren vanuit de nesten passief met de wind worden meegevoerd of door trillingen van verkeer vrijkomen en verder verspreid worden. De brandharen hebben een pijlvorm met weerhaakjes, die gemakkelijk de oppervlakkige lagen van de huid, ogen en bovenste luchtwegen kunnen binnendringen, waardoor gezondheidsklachten als jeuk, huiduitslag, irritatie aan de ogen of luchtwegen kunnen ontstaan.
Waarom is de eikenprocessierups in het land van herkomst geen plaag en in Nederland wel?
Welke maatregelen worden er genomen bij een plaag in Nederland?
Waarop berusten deze maatregelen?
Je kunt voor deze vragen literatuuronderzoek doen, maar je kunt ook op zoek gaan naar iemand die veel verstand heeft van de eikenprocessierups-plaag en deze persoon interviewen. Hierbij kun je denken aan iemand van de gemeente, het RIVM of een onderzoeker die op dit gebied onderzoek doet.
Waarschuwing: ga zelf geen veldwerk doen met deze rupsen!! Hier kun je goed ziek van worden!
Je weet nu wat de invloed van klimaatverandering kan zijn op vlinders en rupsen. Bedenk eens wat jij kunt doen om de negatieve effecten van klimaatverandering tegen te gaan en zo rupsen een handje te helpen! (zie stap 3 van het stappenplan).
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)
Insectenplagen op bomen en klimaatverandering (artikel van Leen G. Moraal (2003). De Levende Natuur 104: 90 – 93.)