Begin juni-begin september in één generatie. De vlinders komen op licht en bezoeken bloemen.
Rups: najaar-juni. De soort overwintert als rups.
Wiesenrauten-Goldeule
Phytometra c-aureum, Chrysoptera c-aureum, Plusia c-aureum, Plusia concha
akelei-uil
Naast ruit is ook akelei een belangrijke waardplant voor deze soort.
(Knoch, 1781)
Voorvleugellengte: 16-18 mm. Deze uil heeft een donkerbruine voorvleugel met een paarsachtige gloed. Het zoomveld is opvallend goudkleurig en aan de binnenzijde van de buitenste dwarslijn ligt langs de binnenrand een goudkleurige vlek. De niervlek is zichtbaar als een opvallende goudkleurige C. De achtervleugel is grijsachtig wit zonder tekening met een iets verdonkerd middenveld.
Vrij zeldzaam. Een soort die de laatste jaren alleen nog wordt waargenomen in de Biesbosch. RL: bedreigd.
Verdwenen in België. Kwam vroeger voor in Antwerpen, Oost-Vlaanderen, Namen en Luxemburg.
De soort staat als Regionaal Uitgestorven op de Rode Lijst Vlaanderen (Veraghtert et al. 2023).
In Europa een lokale soort, vooral in landen van het centrum en het oosten. Naar het noorden België, Nederland, Denemarken, Zuid-Zweden, Zuid-Finland, Leningrad tot de Oeral. Naar het zuiden tot de zuidrand van de Alpen, Dalmatië, Noord-Bosnië en Roemenië; ook in de Kaukasus, Armenië en West-Siberië. L. mikadina (Butler, 1878) vliegt in Centraal- en Oost-Azië en is volgens Suggi (1982) geen vorm van c-aureum maar een aparte soort.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Poelruit.
moerasplantenboorder
Globia algae
roodbruine vlekuil
Amphipoea oculea
donkergroene korstmosuil
Cryphia algae
kromzitter
Asteroscopus sphinx
schijn-piramidevlinder
Amphipyra berbera
oostelijke monnik
Cucullia fraudatrix