Begin september-half november in één generatie. De vlinders komen op licht en soms op smeer.
Rups: februari-juli. De verpopping vindt plaats in de grond. De soort overwintert als ei op de naalden van de waardplant.
Blair's Shoulder-knot
Kleine Heidekrauteule
la Noctuelle du cyprès
De rups van deze uil leeft op (gekweekte) coniferen en de eerste exemplaren die in Zeeland werden waargenomen, zijn waarschijnlijk met coniferen ons land ingekomen. Meer over Nederlandse namen
Lithophane: lithos is een steen en phaino, phan is blijken te zijn; de vlinder vertoont gelijkenis met een steen en valt in rust daardoor nauwelijks op (hoewel de soorten uit dit geslacht vaker op een paaltje of takje zitten te rusten).
leautieri: in deze naam wordt M. Leautier geëerd, hij ontdekte deze soort in het zuidwesten van Frankrijk.
(Boisduval, 1829)
Voorvleugellengte: 17-20 mm. Deze uil is te herkennen aan de smalle grijze voorvleugel met de zwarte lengtestrepen; de lange zwarte schouderstreep valt het meest op en vormt een onderscheidend kenmerk ten opzichte van andere in het najaar vliegende uilen. Naast een soms opvallend lichte en langwerpige ringvlek is vaak een rozeachtig bruine niervlek zichtbaar. De zwarte strepen en de rest van de tekening variëren in intensiteit. Sommige exemplaren hebben een roze tint op de achtervleugel, aan de onderzijde van zowel de voor- als de achtervleugel en op het achterlijf.
Tot 38 mm; lichaam groen met over de rug een brede witte middenstreep en aan weerszijden daarvan een rij licht gebogen, witte vlekken; onder de spiracula een golvende witte lengtestreep met op iedere golftop een kastanjebruine vlek; kop groen met lichtere tekening.
Vrij algemeen. Een soort die voor het eerst werd waargenomen in 1980 in het zuidwesten van het land en daar inmiddels algemeen is; breidt zich uit naar het noorden en oosten en wordt ook in de rest van het land steeds vaker gezien. RL: niet bedreigd.
Vrij zeldzaam. Na de eerste Belgische waarneming in 1999 koloniseerde deze soort het hele land, behalve Luxemburg. Lokaal vrij algemeen.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Een West-Europese soort; bekend van Spanje, Portugal, Frankrijk, België, Nederland, Engeland (inclusief Schotland), Zweden, Noord-Italië, Corsica en Sardinië, en een kleine populatie in Dalmatië.
Buiten Europa alleen een populatie in Noordwest-Afrika (de Maghreb).
In het zuidoosten van het areaal is verwisseling mogelijk met de zustersoort Lithophane lapidea (Hübner, 1808). Deze soort vliegt in de Franse Alpen, Noord-Italië, voormalig Joegoslavië, de Balkan, Kreta en oostelijk tot in Klein-Azië.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Diverse (gekweekte) soorten uit de cipresfamilie, waaronder jeneverbes en californische cipres.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
bleke grasuil
Mythimna pallens
spitsvleugelgrasuil
Mythimna straminea
variabele worteluil
Euxoa cursoria
grote bosbesuil
Eurois occulta
gewone grasuil
Luperina testacea
lisdoddeboorder
Nonagria typhae