Half juni-half september in één generatie. De vlinders komen zowel op licht als op smeer en bezoeken bloemen van onder andere kruiskruid.
Rups: september-juni. De rups leeft eerst in de wortels van de waardplant, later in de stengel. De soort overwintert als rups. De verpopping vindt plaats in een losse cocon in de grond of in de strooisellaag.
Rosy Minor
kleine zandhaveruil
Miana literosa, Luperina literosa, Hadena literosa, Procus literosa, Mesoligia literosa
De rupsen van de halmuiltjes brengen een groot deel van hun leven door in of op grashalmen.
In de duinen is dit het talrijkste halmuiltje. Zie ook bij 'toelichting wetenschappelijke naam'.
literosa: literosus is geleerd, behorend bij de letters, bij het alfabet, naar het 'geschrevene' rond de uilvlekken. Dit uiltje heeft veel met de duinen te maken en afleiding van litus is kust is dus ook zeker mogelijk.
(Haworth, 1809)
Voorvleugellengte: 10-13 mm. Een variabele soort met in de meeste gevallen een karakteristieke combinatie van roze- of roodachtig bruine en lichtgrijze kleuren op een bruingrijze of soms geelbruine ondergrond. De roze- of roodachtige kleur is opvallend aanwezig in het zoomveld en op de bovenzijde van het borststuk. De lichtgrijze kleur is vooral aanwezig in het wortelveld en aan de buitenzijde van de opvallende, zwart gerande scheidingslijn halverwege de voorvleugel, een in het oog springend kenmerk zoals dat ook voorkomt bij het zandhalmuiltje (Mesoligia furuncula). Op korte afstand van deze zwart gerande scheidingslijn loopt een sterk gebogen binnenste dwarslijn die eveneens opvallend zwart gerand is. De zone tussen deze beide lijnen is vaak donkerder gekleurd dan de rest van de vleugel en vormt zo een smalle ‘middenband’ die zich wigvormig verbreedt naar de voorrand toe. In deze band liggen een duidelijke ringvlek en een korte zwartachtige verbindingsbalk tussen de beide lijnen. Het zoomveld is niet verdonkerd. Sommige vlinders zijn contrastrijk getekend, andere hebben een meer effen uiterlijk. Bij contrastrijk getekende vlinders is de soms witachtig grijze niervlek goed te onderscheiden, vooral door de gedeeltelijk zwarte omranding. In meer effen gekleurde vlinders valt de niervlek echter grotendeels weg tegen de grijze achtergrond. Soms komen exemplaren voor die als geheel donker gekleurd zijn.
Zie het zandhalmuiltje (M. furuncula). Afgevlogen exemplaren lijken soms op het oranjegeel halmuiltje (Oligia fasciuncula); deze heeft echter een donkerder veld tussen de golflijn en de achterrand, en bovendien een bredere donkerder middenband die extra breed uitloopt naar de voorrand van de vleugel.
Bekijk de gedetailleerde verschillen met illustraties tussen Oligia fasciuncula, Mesoligia furuncula en Litoligia literosa.
Er is ook enige gelijkenis met het gelobd halmuiltje (O. strigilis), het bont halmuiltje (O. versicolor) en het donker halmuiltje (O. latruncula); de zwarte balk in het middenveld is bij deze soorten echter langer omdat de binnenste en de buitenste dwarslijn verder uit elkaar liggen dan de beide lijnen op de voorvleugel van het duinhalmuiltje. Het katwilguiltje (Brachylomia viminalis) heeft een strokleurig wortelveld en een fijne zwarte wortelstreep.
Vrij algemeen. Komt vooral voor in de kuststreek en dan met name in de duinen, en verspreid op de zandgronden in het binnenland. RL: kwetsbaar.
Zeer zeldzaam in Vlaanderen en sterk achteruitgegaan. Nagenoeg beperkt tot West-Vlaanderen en enkele locaties in Oost-Vlaanderen. In Wallonië vroeger gemeld uit Luik, Luxemburg en Namen, maar daar recent niet meer gezien.
De soort staat als Bedreigd op de Rode Lijst van Vlaanderen (Veraghtert et al. 2023).
Zeer lokaal in Europa, noordelijk tot de Britse eilanden en Zuid-Scandinavië. Naar het zuiden tot Noordwest-Afrika (Marokko, Algerije), Sicilië en Griekenland. Turkije, Israël, Iran, Afganistan en Centraal-Azië.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Graslanden, duinen, struwelen en moerassen.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting