Eind april-begin juli in één generatie. De vlinders komen op licht en bezoeken bloemen.
Rups: mei-juli. De rups foerageert zowel ´s nachts als overdag, vooral op de bladeren van de waardplant. De soort overwintert als pop in een stevige cocon in de grond (soms meerdere jaren).
Mullein
Königskerzen-Mönch
la Cucullie du bouillon-blanc
bruine monnik
Shargacucullia verbasci
Kuifvlinder is een al lang bestaande naam die al gebruikt wordt door Ter Haar in 'Onze vlinders' (begin vorige eeuw).
De parmantige kuif op de kop is kenmerkend voor deze soort en zijn naaste familie.
Cucullia: cucullus is een hoed, een monnikskap. Naar de opvallende monnikskapachtige haartooi op de torax. verbasci: Verbascum is het plantengeslacht toorts, dat van de voedselplanten van deze soort.
(Linnaeus, 1758)
Voorvleugellengte: 19-24 mm. Deze uil houdt in rusthouding de vleugels dicht tegen het lichaam gedrukt en valt daardoor nauwelijks op tegen een dood stuk stengel. Net als bij de andere Cucullia-soorten is de halskraag behaard, waardoor de vlinder een kap op lijkt te hebben. De kleur van de voorvleugel bestaat uit diverse schakeringen bruin: langs de voorrand en de binnenrand donker roodachtig, soms bijna zwartachtig bruin en in de baan daartussen geelachtig bruin of licht strokleurig, soms met een grijze tint. Donkere exemplaren met erg brede donkerbruine vleugelranden zijn over het algemeen vrouwtjes. De franje langs de achterkant van de vleugels is geschulpt. De achtervleugel van het mannetje is grijsachtig wit met donkere aders en een onduidelijk begrensde donkere zoom; op de onderzijde bevindt zich een duidelijke middenvlek. De achtervleugel van het vrouwtje is zwartachtig grijs met soms een lichter wortelveld.
Tot 50 mm; lichaam groenachtig wit tot bleek blauwachtig groen met over de rug een rij gele dwarsbanden, elk met een karakteristiek patroon van zwarte strepen en vlekken; eveneens zwarte vlekken onder de lijn van de spiracula; kop geel met zwarte vlekjes.
De helmkruidvlinder (C. scrophulariae) is op grond van vleugelkenmerken nauwelijks van de kuifvlinder te onderscheiden; vaak is de vlinder iets lichter van kleur en is de voorrand minder roodachtig bruin, maar meer bruin met een grijze tot zwartachtig grijze bestuiving. Bij de witte halvemaanvormige vlekken langs de binnenrand heeft de helmkruidvlinder twee witte veegjes die bij kuifvlinder minder duidelijk zijn. Zie ook de astermonnik (C. asteris).
De rups van de kuifvlinder heeft twee vrijliggende, zwarte stippen in de gele dwarsband op het tweede en derde borstsegment.
De zwarte stippen zijn bij de helmkruidvlinder (Cucullia scrophulariae) groter en niet helemaal door geel omringd.
Zie voor uitgebreidere informatie het artikel Lastig duo: kuifvlinder en helmkruidvlinder.
Zeldzaam. Komt vooral voor in de duinen en verspreid op de zandgronden in het binnenland; elders slechts af en toe een waarneming. RL: niet bedreigd.
Vrij algemeen aan de kust; zeer zeldzaam en slechts op een beperkt aantal vindplaatsen in het Vlaamse binnenland. In Wallonië wijdverbreid ten zuiden van Samber en Maas.
De soort staat als Kwetsbaar op de Rode Lijst van Vlaanderen (Veraghtert et al. 2023).
Van Noordwest-Afrika (Marokko, Algerije en Tunesië) dwars door bijna heel Europa voorkomend. Naar het noorden tot Midden-Engeland, Sleeswijk-Holstein, Zuid-Zweden en Letland (enkelingen in Denemarken en Zuid-Finland). In Azië is zeker voorkomen bekend tot West-Afganistan.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Toorts, helmkruid en vlinderstruik.