Half juni-eind augustus in één generatie. De vlinders komen op smeer en in mindere mate op licht.
Rups: augustus-mei. Jonge rupsen zitten in het najaar in de bloeiwijzen van de waardplant en kunnen daar gemakkelijk uit geklopt worden. Oudere rupsen zitten diep verscholen in de pollen van pijpenstrootje.
Dunkle Pfeifengras-Grasbüscheleule
Hadena funerea, Luperina funerea
Pijpenstrootje is de (enige) waardplant van deze soort.
Apamea: apamea is de naam van een stad in Klein-Azië waar Theodorus, een van de oude kerkvaders woonde; verder zonder enthomologische betekenis. Auteurs gebruikten wel vaker namen van steden in Klein-Azië en telkens met een kerkelijke achtergrond en zonder verdere enthomologische betekenis: Thyatira (Ochsenheimer) en nicaea (Prunner). Antiochus de Grote tekende in Apamea een vredesovereenkomst met de Romeinen (88 v.Ch) na de verloren slag bij Magnesia.
Donzel, 1837
Voorvleugellengte: 18-19 mm. De relatief brede voorvleugel is zwartachtig donkerbruin met een duidelijke tekening; in tegenstelling tot veel andere Apamea-soorten is deze uil nooit bont getekend. In het wortelveld bevindt zich een zwarte schouderstreep. De niervlek is witachtig en de ringvlek is zwart omrand; kenmerkend is dat de zwarte omranding van de verticaal, langgerekte ringvlek vaak tot tegen de niervlek loopt of ermee verbonden is. In het zoomveld is vaag een lichte onregelmatig golvende golflijn zichtbaar; de zoom aan de buitenzijde ervan is nooit verdonkerd. De achterrand van de voorvleugel is enigszins geschulpt.
Exemplaren van de roodachtig donkerbruine kleurvorm van de variabele grasuil (A. crenata) lijken zeer sterk op de pijpenstro-uil. Deze hebben echter een smallere voorvleugel, geen zichtbare golflijn, en de grondkleur van de vleugel is meestal lichter, meer roodachtig bruin van kleur. Een goed bruikbaar kenmerk is vooral de geelachtige omranding van de niervlek en de brede schouders.
Variabale grasuil (Apamea crenata), grauwe grasuil (Apamea remissa), rietgrasuil (Apamea unanimus), veldgrasuil (Apamea anceps), kweekgrasuil (Apamea sordens), bonte grasuil (Cerapteryx graminis), donkere grasuil (Tholera cespitis) en gelijnde grasuil (Tholera decimalis).
N.B.: vergelijk behalve de uiterlijke kenmerken ook de tijd van het jaar waarin de rupsen voorkomen, het habitat en de waardplant(en).
Vrij zeldzaam. Een soort waarvan recente waarnemingen vooral afkomstig zijn uit Noord-Brabant, Limburg en enkele veengebieden in het noordoosten van het land. RL: gevoelig.
Zeer zeldzaam. Beperkt tot de Antwerpse en Limburgse Kempen.
De soort staat als Kwetsbaar op de Rode Lijst van Vlaanderen (Veraghtert et al. 2023).
Europa tot Voor-Azië en een geïsoleerd voorkomen in Oost-Azië (China, Korea, Japan). In Noord-Europa een deelareaal bestaande uit België, Nederland, Noord-Duitsland en Denemarken, zuidelijk van de Harz tot Kottenforst bij Bonn. Het zuidelijke deelareaal omvat Noord-Spanje, de Pyreneeën, de Alpen en meerdere middelgebergtes (Schwarzwald, Keuperbergland, Odenwald en Pfälzer Wald) tot Hongarije, Slovenië, Bosnië, Bulgarije, de Zuid-Karpaten en Noord-Turkije. De afstand tussen beide deelarealen is slechts 200 km en soms komt aquila ook in deze tussenzone wel voor. Het is dan ook twijfelachtig of deze opsplitsing wel gehandhaafd kan blijven (Meier 1989).
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Pijpenstrootje en andere grassen.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting