Mei-juni in één generatie. De vlinders vliegen vaak overdag bij zonnig weer.
Rups: juli-augustus. De soort overwintert als pop in de grond.
Rittersporn-Sonneneule
la Noctuelle du delphinium , la Noctuelle du pied-d'alouette
Chariclea delphinii
Ridderspoor en monnikskap zijn de waardplanten van deze soort. Ook in de wetenschappelijke en in de Duitse naam wordt ridderspoor aangegeven.
Periphanes: periphanes is duidelijk aanwezig, beroemd. Dit verwijst naar het uiterlijk van de twee soorten die Hübner in dit genus onderbracht; ze zijn beide van uitzonderlijke schoonheid.
delphinii: Delphinium is ridderspoor, de voedselplant van deze soort, ook door Linnaeus al correct aangegeven.
(Linnaeus, 1758)
Voorvleugellengte: 14-15 mm. Deze uil is door de karakteristieke kleur en vleugeltekening gemakkelijk te herkennen. De voorvleugel is overwegend purperroze met een lichte zoom en heeft een zwartachtige tekening; de hoeveelheid zwart kan variëren. De witachtige, geschulpte binnenste dwarslijn heeft aan de binnenzijde een donkere rand. Op de grens van het midden- en zoomveld loopt een dubbele zwartachtige buitenste dwarslijn, waarvan de buitenste lijn bij de voorrand uitloopt in een ruwweg driehoekige zwarte vlek. De brede middelste dwarslijn loopt door de opvallende donkere, zwartgerande niervlek heen.
Van deze soort zijn geen recente waarnemingen bekend. De laatste waarneming dateert uit 1863 in Arnhem.
Een zeer zeldzame soort die lokaal voorkwam in Luik, maar daar na 1980 niet meer is waargenomen.
Van Afganistan en de steppegebieden van Midden- en Klein-Azië tot het Middellandse Zeegebied, inclusief Noordwest-Afrika. De noordelijke grens in Europa is niet duidelijk omdat daar slechts enkelingen voorkomen of de soort is daar al lang niet meer gezien. In Groot Britannië uitgestorven aan het begin van de 18e eeuw (daarna alleen nog zwervers/trekkers). Nooit vastgesteld in Scandinavië.Voor Duitsland geven Speyer & Speyer (1862) als noordgrens de lijn Aken - Frankfurt/Main - Neustrelitz..
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Vooral warme, droge schrale graslanden en braakliggende akkers.
Monnikskap en valse ridderspoor.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting
oostelijke monnik
Cucullia fraudatrix
moeras-grasuil
Lateroligia ophiogramma
zandstofuil
Caradrina selini
steenrode grasuil
Apamea lateritia
trapeziumuil
Xestia ditrapezium
variabele w-uil
Lacanobia suasa