Half april-half augustus in twee generaties. De vlinders komen op licht en op smeer.
Rups: juni-oktober. De soort overwintert als pop in de grond.
Bird's Wing
Bleigraues Flechtenbärchen
la Noctuelle hérisée
Dipterygia scabriuscula, Luperina pinastri
Een ander woord voor vleugels is wieken. De lichte vlek in de binnenrandhoek van beide vleugels doet in rusthouding denken aan een vleugelpaar van een vogel (zie ook 'toelichting wetenschappelijke naam').
Dypterygia: di is twee en pteron is vleugel: vleugelpaar. De lichte vlek in de binnenrandhoek van beide vleugels doet in rusthouding denken aan een vleugelpaar van een vogel.
scabriuscula: scaber is ruw, scabrius is ruwer, nogal ruw en -culus is een verkleinend achtervoegsel. Linnaeus: 'met vier pluimpjes op het abdomen achter de gebubbelde torax'.
(Linnaeus, 1758)
Voorvleugellengte: 16 mm. Deze uil is goed te herkennen aan het lichte borststuk en de daarmee verbonden lichte strook langs de binnenrand van de donkerbruine voorvleugel; in de binnenrandhoek loopt deze strook uit in een lichte vlek die enigszins doet denken aan de vleugel van een vogel, waaraan deze soort zijn Nederlandse naam te danken heeft. Kleur en tekening variëren weinig.
Tot 35 mm; lichaam dik, roodachtig bruin met gele en zwarte spikkels; over de rug een witte middenstreep met aan weerszijden drie donkerbruine lengtestrepen; onder de lijn van de spiracula een brede, gele lengteband; kop klein en bruin met zwarte streepjes.
Haarbos (Ochropleura plecta).
Algemeen. Komt vooral voor op de zandgronden in het binnenland en in de duinen; ook daarbuiten af en toe een waarneming. RL: niet bedreigd.
Vrij algemeen in het hele land.
De soort staat op de Rode Lijst van Vlaanderen als Momenteel niet in Gevaar (Veraghtert et al. 2023).
Bijna heel Europa van de Middellandse Zee tot de 64e breedtegraad in Scandinavië. West-Azië (inclusief Klein-Azië). Populaties in het oosten van de VS en Canada behoorden vroeger bij scabriuscula maar in 1974 als zelfstandige soort beschreven door Berio.
Onderstaande grafieken tonen de verandering in de talrijkheid van de soort in de loop van de tijd. De eerste grafiek geeft het verloop over de hele periode waarvan we waarnemingen hebben. Omdat de oude gegevens vaak niet erg nauwkeurig zijn (geen aantallen) en incompleet (nadruk op zeldzame soorten) worh3 hier de presentie afgebeeld. De tweede grafiek laat het verloop zien van de prestatie van de soort in de laatste dertig jaar. Wat presentie en prestatie precies zijn, en hoe ze worden berekend kunt u lezen op de pagina De berekeningen.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Loofbossen, struwelen, parken en heiden.
Zuring en gewoon varkensgras; mogelijk ook andere kruidachtige planten.
Actualiteiten
Ontdek meerBlijf op de hoogte
Ontvang vlindernieuwsWord donateur
Steun De Vlinderstichting