Eind juni-begin september in één generatie. De vlinders voeden zich met nectar van planten die in de bosrand groeien, zoals koninginnenkruid en distels.
Rups: eind augustus-begin juli. De soort overwintert als pas uitgekomen rups op de schors tussen mossen; in het voorjaar beginnen de rupsen met eten. De eieren worden afgezet op de schors van een boom die vlak bij een groep viooltjes op een zonbeschenen plaats groeit.
ei-afzet
De eitjes worden niet op de waardplant afgezet maar op 1 tot 1,5 meter hoogte op schors van een boom die vlakbij een groep viooltjes groeit.
rups en verpopping
Het nuchtere rupsje overwintert op dit schors tussen mossen. In april kruipt de rups naar de viooltjes. Hij verpopt zich aan een takje dat uit de strooisellaag steekt.
vlinders
De dichtheid op de vliegplaatsen is meestal tamelijk gering, zo´n 0,25 tot 4 vlinders per hectare. Ze voeden zich met honingdauw maar zijn ook geregeld op nectarplanten te vinden, bijvoorbeeld distels of koninginnenkruid die in de bosrand groeien. Bij de balts gebruikt het mannetje onder andere feromonen die hij met behulp van zijn vele geurschubben verspreidt.
Silver-washed Fritillary
Kaisermantel, Silberstrich
Le Tabac d'Espagne
streeppaarlemoervlinder, zilverstreep
Argynnis: Argynnus is een dame waar Agammennon verliefd op was. Na haar dood richtte hij voor haar een tempel op waar Aphrodite (Venus) werd vereerd. Zo is Argynnis ook een aanspreektitel van Aphrodite. Fabricius speelde graag met woorden, hij kan ook het woord arguros (silver) hebben bedoeld hetgeen slaat op de parelmoeren vlekken op de onderkant van de vleugels.
paphia: Paphia of Paphos is een stad aan de westkust van Cyprus. Nadat Aphrodite (Venus) uit de golven was geboren ging zij bij Paphos aan land. Paphos werd daardoor een centrum voor verering van Aphrodite en zij wordt dan ook vaak aangeduid met de 'godin van Paphia'.
(Linnaeus, 1758)
Voorvleugellengte: 27-35 mm. Het mannetje van deze grote oranje vlinder heeft op de bovenkant van de voorvleugel dikke zwarte geurstrepen die langs de aders lopen. Sommige vrouwtjes hebben in plaats van een oranje een geelachtig grijze bovenkant. De onderkant van de achtervleugel is groenachtig met witte strepen, maar zonder witte parelmoervlekken.
Tot 38 mm; lichaam donker zwartachtig bruin met op de rug twee oranje-gele lengtestrepen; flanken bleek roodachtig bruin met zwartachtig bruine vlekjes en streepjes; doorns roodachtig bruin met zwarte uiteinden, uitgezonderd het eerste paar achter de kop, waarvan de doorns lang, zwart en naar voren gericht zijn; kop glimmend zwart.
Zie de grote parelmoervlinder.
De achteruitgang van de keizersmantel kan ten dele worden verklaard door een verandering in het bosbeheer. Door het uitblijven van beheer verdwenen in veel gebieden de open plekken met veel viooltjes en andere kruiden. Vroeger leefde de soort vaak in open bossen met een hakhoutbeheer.
Als in bossen meer open plekken worden gemaakt en bosranden met zonnige, beschutte inhammen worden gecreëerd, ontstaat er weer leefgebied voor de keizersmantel.
Toekomst
Door zijn grote mobiliteit is het goed mogelijk dat de soort op eigen kracht terugkeert. Vooral herstel van leefgebied in Zuid-Limburg en de duinen kan hiertoe leiden.
De keizersmantel was sinds 1980 uit Nederland verdwenen. Af en toe werd hij nog als 'zwerver' waargenomen: de dichtstbijzijnde stabiele populaties bevonden zich tot dit moment in de Ardennen en de Eifel. Sinds 2005 werd de keizersmantel steeds vaker gezien, onder meer in de duinen, de Achterhoek en Zuid-Limburg. Hij werd enkele jaren achtereen op dezelfde plaatsen gezien, wat wees op voortplanting. Vanaf 2004 plant de soort zich weer zelfstandig voort in Nederland en mochten we de keizersmantel weer bij de standvlinders van Nederland rekenen. Inmiddels heeft hij zich verder uitgebreid en kan nu bijna overal opduiken. Het meest talrijk is hij nog steeds in de duinen, de Achterhoek en Zuid-Limburg. Daar kunnen lokaal soms tientallen vlinders bij elkaar gezien worden. Maar overal kunnen zwervers in de zomer opduiken.
De keizersmantel is een mobiele vlinder die in staat is grote afstanden af te leggen. De soort is bijvoorbeeld op Schiermonnikoog gevonden. Bovendien leven de vlinders relatief lang, waardoor ze in staat zijn zich over grote afstanden te verplaatsen.
In Nederland was het aan het begin van de twintigste eeuw een vrij algemene standvlinder. Hij is verspreid over het hele land gevonden en in grotere aantallen in Utrecht, Gelderland, Noord-Brabant, Limburg en Twente. Sinds 1920 is het verspreidingsgebied langzaam maar zeker in omvang afgenomen en omstreeks 1980 is de soort als standvlinder verdwenen. Daarna bleef de soort als zwerver opduiken, in sommige jaren zelfs op tientallen locaties. Inmiddels heeft de keizersmantel zich weer in Nederland gevestigd, met voortplanting in de duinen, de Achterhoek en Zuid-Limburg. Inmiddels heeft hij zich verder uitgebreid en kan nu bijna overal opduiken. Het meest talrijk is hij nog steeds in de duinen, de Achterhoek en Zuid-Limburg. Daar kunnen lokaal soms tientallen vlinders bij elkaar gezien worden.
Op Europese schaal is de keizersmantel niet bedreigd en over het algemeen is het voorkomen stabiel. Uit België, Duitsland en Groot-Brittannië wordt een achteruitgang tussen de 15% en 50% per 25 jaar gemeld en de soort is recent uit Vlaanderen verdwenen. De keizersmantel staat op de Vlaamse, Waalse en Britse Rode Lijst.
De keizersmantel wordt in grote delen van Zuid en Midden-Europa gevonden. Op veel plaatsen, bijvoorbeeld in de Eifel, is de soort algemeen.
Onderstaande diagrammen tonen de veranderingen van de talrijkheid in de loop van de tijd. De gegevens zijn afkomstig uit het Landelijk Meetnet Vlinders (CBS / De Vlinderstichting) en de Nationale Databank Flora en Fauna.
Onderstaande kaartjes tonen de verspreiding binnen Nederland in vier perioden. Hoe groter en donkerder een stip, des te groter was de presentie van een soort in het desbetreffende uurhok (5x5 kilometerhok). Presentie geeft aan in welke mate een soort is over- of ondervertegenwoordigd ten opzichte van de (macronachtvlinder-)fauna als geheel. De berekeningen zijn gebaseerd op gegevens in de Nationale Databank Flora en Fauna.
Waardplanten zijn diverse soorten viooltjes, vooral bosviooltje en maarts viooltje.
Word donateur
Steun De Vlinderstichting